Een jaar na de woonbootbom in Wormer; alles in één klap kwijt door een vergissing

Ze genieten met een biertje op het dek van hun woonboot van het eerste lentezonnetje. Nog twee weken en dan geven Frenk...

Ze genieten met een biertje op het dek van hun woonboot van het eerste lentezonnetje. Nog twee weken en dan geven Frenk en Monique elkaar het jawoord. Maar zover komt het niet. Die nacht ontploft er een bom vlakbij hun woonboot. Frenk overlijdt ter plekke. Monique raakt zwaargewond. De dader blijkt zich gruwelijk te hebben vergist.

Tekst: Mark Schrader

Aan haar ketting hangt een klein, gouden ankertje. Monique haalt het sieraad onder haar trui vandaan. De ketting is gemaakt van een gouden ring van Frenk, haar grote liefde. ‘Die hebben we laten omsmelten,’ vertelt Monique terwijl ze naar het anker kijkt dat in haar hand ligt. In het middenstuk van het sieraad zit de as van Frenk verwerkt. ‘Zo zijn we voor altijd verankerd.’ Ze heeft niet zomaar voor een anker gekozen. De kettinghanger is een symbolische verwijzing naar de plek waar ze tot voor kort zo gelukkig was met Frenk: op haar woonschip Zeus aan de Veerdijk in het Noord-Hollandse Wormer.

Enorme knal

Maar aan dat geluk komt precies een jaar geleden abrupt een einde. Rond 4 uur in de vroege ochtend van 13 april klinkt er een enorme knal bij het woonschip van Monique en Frenk. De explosie is tot in de wijde omtrek te horen. Buurtbewoners bellen direct 112. Het eerste telefoontje komt om 04.04 uur bij de hulpdiensten binnen: Het is op de hoek van de Veerdijk en de Kuif in Wormer. Er is een enorme explosie ontstaan en er ligt iemand op straat, een enorme klap. Ik zie één iemand liggen en één iemand kruipen. Er zijn volgens mij zeker twee personen gewond en misschien wel een iemand dood. De ravage is enorm. De explosie heeft een gat geslagen in het schip van Frenk en Monique. In de kade van de Veerdijk zitten scheuren. Frenk ligt roerloos op straat. Hij bezwijkt ter plekke aan zijn verwondingen. Monique is bij kennis, maar in shock. Haar gezicht is verminkt en ze heeft een hersenbloeding. Nog diezelfde nacht wordt ze urenlang geopereerd in het VU-ziekenhuis in Amsterdam. De artsen besluiten haar kunstmatig in slaap te houden.

Twee weken later wordt ze wakker in het ziekenhuis. ‘Mijn schoonzusje was toevallig op bezoek. Ze stond naast mijn bed. Ik begreep absoluut niet waar ik was. Waar is Frenk? vroeg ik. En toen hoorde ik dat hij was overleden. Mijn wereld stortte in.’ Monique valt stil. Ze zit aan de keukentafel met haar rug naar het raam. Het zonlicht dat door het raam naar binnenkomt is te fel voor haar rechteroog. Door de explosie verloor Monique haar rechteroog, hoewel dat voor de buitenwereld niet is te zien, omdat het is vervangen voor een glazen oog.

Tweede bom

Terwijl Monique in het ziekenhuis voor haar leven vecht, doet de politie uitgebreid sporenonderzoek rondom de woonboot. Het is direct duidelijk dat de explosie geen ongeluk was. Vanaf de plek van de ontploffing lopen twee elektriciteitsdraden naar een nabijgelegen parkeerplaats. Daar liggen ook twee lege Pringles-bussen. De draden zijn er omheen gewikkeld. Naast een van de chipsbussen ligt een set batterijen dat met ducttape is vastgemaakt. De explosie blijkt te zijn veroorzaakt door een zelfgemaakte bom. Maar daar blijft het niet bij. De politie ontdekt een tweede bom aan de achterkant van het schip. Die zit in een emmer, verstopt in een boodschappentas van de Jumbo. In de witte emmer zit een kunstmestmengsel van 6,5 kilo in. De bom is zo gemaakt dat de substantie niet uit zichzelf kan ontploffen. In het deksel van de emmer zitten twee ontstekingsmechanismes. Deze tweede bom kan door ofwel een elektronische ontsteker tot ontploffing worden gebracht ofwel door het aansteken van een lont. Het explosief is niet ontploft, maar staat nog wel op scherp. Daarom moeten bewoners van het appartementencomplex tegenover de boot hun huis verlaten. Het scheepvaartverkeer op de Zaan wordt uit voorzorg stilgelegd. De Explosieven Opruimingsdienst maakt de tweede bom uiteindelijk onschadelijk.

De politie tast twee weken na de aanslag nog volledig in het duister over het motief. Tot Monique op 29 april wakker wordt in het ziekenhuis. Een dag later staat de recherche al naast haar ziekenhuisbed om een verklaring op te nemen. Monique herinnert zich nog precies wat er die fatale nacht gebeurde, maar ze kan haar verhaal nu pas vertellen. ‘Ik moest die nacht naar het toilet. Ik kijk altijd even naar buiten. Toen zag ik door een raampje ineens vlammen. Ik heb Frenk wakker gemaakt: het schip staat in de fik!’ Het blijkt om een klein brandje op het dek te gaan. Als het stel naar buiten gaat, zien ze een vreemde man op de kade staan. ‘Zo vaag. Hij riep de hele tijd Ruud en Brigitte, de namen van mijn buren. Wij zijn Monique en Frenk, zei ik iedere keer. Ruud woont hier niet, die woont daar verderop.’ Monique belt 112: ‘We hebben het brandje geblust, maar er staat een hele rare man… staat erbij... en ik weet niet… maar allemaal draadjes op de grond… nou ik weet het niet… maar het ziet er allemaal heel vaag uit… Frenk loopt op de man af om verhaal te halen. ‘Ik weet niet wat hij zei, want ik kon hem niet horen, maar ik kon aan Frenks lichaamstaal zien dat hij die man probeerde weg te sturen.’

In plaats van weg te gaan, loopt de man in de richting van de punt van de boot, waar hij nog een klein brandje sticht. Monique en Frenk begrijpen niet wat de man van hen wil, maar de eerste zorg gaat uit naar Zeus, hun woonboot. ‘Frenk is dat tweede brandje gaan blussen met de tuinslang. Volgens mij heb ik nog gezegd: laat maar, de brandweer is al onderweg. En toen ontplofte ineens die bom. Ik was letterlijk in één klap alles kwijt.’

Lees het complete verhaal op BLENDLE

[gallery type="rectangular" size="medium" ids="32909,32911,32913,32915"]