Edwin Struis

‘Hij is een authentieke en spontane prof, en ook nog uitgerust met enige herseninhoud’

Met het transferbeleid van Feyenoord loopt het sinds 2017 niet zo lekker meer. Edwin Struis heeft echter weer hoop, sinds de huur van Guus Til. 'Geboren in Zambia, daarna een tijdje rondgestruind in Mozambique, verder opgegroeid in de Bijlmer; die maken ze zelfs in Rotterdam de pis niet lauw.'

Edwin Struis

Met enig gevoel voor understatement zou je het transferbeleid van Feyenoord de laatste jaren een tikkeltje ondermaats kunnen noemen. Welke aankoop heeft er na het winnen van de landstitel in 2017 nu echt gerendeerd in De Kuip? Zelfs zonder dat er publiek zat, werden ze bevangen door de zogenoemde Kuipvrees, dat Bermuda-driehoek-achtige fenomeen waar maar weinigen de vinger achter krijgen. Het komt er eigenlijk op neer dat je geen fatsoenlijke pass meer uit je kicksen krijgt, als je eenmaal het rood-witte shirt om je schouders hebt laten glijden. De verlammende werking van de imposante omgeving (stadion + legioen) doet de rest. De voorbeelden passen niet eens in een hele Revu, laat staan in deze column. Laten we het omschrijven als ALS, het Anthony Lurling Syndroom. Kort samengevat: elders goed, eenmaal in De Kuip dramatisch.

Ik moest meteen denken aan die zielige Argentijn van afgelopen seizoen, wiens naam ik alweer op moest zoeken. Ik had deze hapsnurker vooraf in een optimistische bui ingeschaald op een treffer of twee, maar het werden er nog twee minder. Half-invalide werd ie teruggestuurd naar Buenos Aires, waar ie over een tijdje z’n vaste plek in het veteranenelftal van River Plate 7 weer inneemt. ‘We hebben drie spitsen neergelegd bij de technische staf en die wilde Pratto,’ verschool technisch directeur Frank Arnesen zich onlangs in Voetbal International achter de rug van scheidend trainer Dick Advocaat. Wel vond de Deen de Argentijnse armoedzaaier een ‘topgozer’ die de andere spelers ‘altijd steunde’, die ‘hard werkte’ en zich ‘positief opstelde’. Een Rotterdamse kinderhand is altijd snel gevuld.

Bij de in potentie grootste club van het land, zeker qua achterban, is het altijd sappelen geblazen. Ze dromen er al jarenlang van een gloednieuw stadion, maar ondertussen moeten ze moeite doen om zich te plaatsen voor zoiets inferieurs als een Conference League, de nieuwe Europese competitie voor dwergen. En tot overmaat van ramp verhuist hun beste speler voor een relatief laag bedrag naar de grote rivaal uit Amsterdam, waar hij wél prijzen hoopt te winnen. Die overstap maakte niet het beste los in het Legioen, Steven Berghuis had best wel wat tijd nodig om alle dreigmails in kaart te brengen en aan de politie te overhandigen.

Met het geld van de transfer zocht de club zijn heil in een paar Noren, een in Engeland mislukte Iraniër met een eredivisieverleden en een Oostenrijker die Gernot Trauner heet en goed kan koppen. En Guus Til werd gehuurd van Spartak Moskou. Een Amsterdammer in Rotterdam, daar tillen de fans sinds de overstap van Cruijff van Ajax naar Feyenoord in 1983, niet zo zwaar aan. En terecht. Want met Til in je elftal kom je een stuk verder. Niet alleen in de voorrondes van de Conference League, waarin hij een groot deel van de productie verzorgde, maar je bent als club ook meteen een authentieke en spontane prof rijker. Eentje die ook nog eens is uitgerust met enige herseninhoud, bleek uit vermakelijke interviews in VI en Helden. Wat hem uit zijn tijd bij Spartak Moskou het meest was bijgebleven? ‘Ik vond die banja, een Russische sauna, wel heel intrigerend. Het leek een normale sauna totdat ik met een of ander kruidenblad op m’n reet werd geslagen.’

Geboren in Zambia, daarna een tijdje rondgestruind in Mozambique, verder opgegroeid in de Bijlmer; die maken ze zelfs in Rotterdam de pis niet lauw. En bovendien sluit hij prima aan bij de kreet ‘Feyenoord, Til I Die’.

Sport
  • Pro Shots