Ed Nijpels: ‘Populariteit is vluchtiger dan alcohol’

Van leraar tot Kamerlid, burgemeester, presentator, omroepbaas en klimaatreus. Ed Nijpels (71) is niet in een hokje te stoppen of een man die graag binnen de lijntjes kleurt. Voor de camera en in het nachtleven zocht hij de randen van het toelaatbare op, maar ging daar nooit overheen. Een interview met een levensgenieter en realist. ‘Ben je van mening dat iets niet deugt, spreek je dan uit. Altijd. Op elk moment.’

Ed Nijpels

Bevalt het leven voorbij de zeventig?

‘Uitstekend, al ben ik er totaal niet mee bezig. Pensioengerechtigde leeftijd? Ik heb het altijd als een raar fenomeen beschouwd. De drukte is niet afgenomen en ik doe niets anders dan voorheen. Aan mensen die op 1 januari het roer drastisch omgooien heb ik dan ook een pesthekel. Neem het liever per dag en verander op het moment dat het goed aanvoelt. Of niet, dat kan natuurlijk ook. Verder eet ik gezond en sport ik, op zo nu en dan een rondje fietsen door Amsterdam na, niet. Ik ben een groot aanhanger van Midas Dekker die in zijn boeken feilloos aantoont dat dieren maar om drie redenen hard gaan lopen: als ze willen ontsnappen, wanneer ze jagen op een prooi of op het moment dat ze achter een vrouwtje aan gaan. Verder willen ze vooral ontspannen. Een prima gedachte. Het menselijk lichaam is er helemaal niet op gebouwd om continu allerlei sportbewegingen uit te voeren.’


Nooit geprobeerd ook?

‘Ik ben van jongs af aan astmapatiënt, dus na 20 meter lopen was ik al buiten adem. Daarin leek ik op mijn broers die de aandoening ook hadden. Tegenover mijn garage staat een sportcomplex met drie verdiepingen. Daar sta ik soms verbijsterd te kijken hoe jong en oud op allerlei ingewikkelde apparaten tekeergaat. Zorg gewoon dat je verstandig eet en goed slaapt. Ik ga altijd laat naar bed, maar slaap ook uit. Zo neem ik voldoende rust en blijf ik vol energie. Wat ook bijdraagt aan een goede gemoedstoestand: stel niets uit. Een goede vriend bezoeken, doe het nu. Een mooie reis maken, doe het nu. Voor je het weet is het te laat. Morgen kun je dood zijn. Mijn levensmotto is: nooit wachten op later. Zo heb ik alle wereldwonderen bezocht, op de Machu Picchu in Peru na. Daar zou ik heen gaan ter gelegenheid van mijn zeventigste verjaardag, totdat covid roet in het eten gooide. Dat staat dus nog op mijn bucketlist.’

Heeft u zich nooit schuldig gemaakt aan uitstelgedrag?

‘Laat ik het maar eerlijk toegeven: piano had ik graag leren spelen. Het zou fantastisch zijn om een kroeg binnen te stappen, achter dat gevaarte plaats te nemen en binnen een paar minuten de hele tent plat te spelen. Ook skiën had ik graag onder de knie gekregen, maar mijn pogingen daartoe liepen op niets uit. Zwakke enkels verhinderen dat ik met mijn kinderen en kleinkinderen fanatiek de piste op kan. Dat wel doen is in mijn geval vragen om ongelukken. Verder had ik misschien wat eerder in mijn leven werk kunnen maken van mijn manier van communiceren. Daarin ben ik misschien niet altijd even vriendelijk geweest. Ik hou echter van doorpakken en niet zeuren. Dan moet je weleens streng zijn teneinde dingen ordelijk te kunnen laten verlopen.’


Moet je een klootzak kunnen zijn om het ver te schoppen?

‘Dat is niet het juiste woord. Ik spreek liever van “durven doorpakken”. Hoe vaak komen we in het bedrijfsleven of in de politiek niet mensen tegen die om de zaak heen draaien wanneer hen om een mening gevraagd wordt? Of nog erger: bang zijn om ergens iets van te vinden, wegduiken en niet thuis geven wanneer problemen zich aandienen. Vrienden van mij zijn publicitair weleens in de problemen gekomen, met als gevolg dat directe collega’s met een grote boog om hem of haar heen liepen. Zo ben ik niet opgevoed. Ik kom uit een groot gezin met acht kinderen, waarvan ik als een van de jongsten met een ernstig stotterprobleem helemaal onderaan in de hiërarchie bungelde. Ik had niets in te brengen. Nog steeds niet, trouwens. Toch leerden onze ouders ons: ben je van mening dat iets niet deugt, spreek je dan uit. Altijd. Op elk moment.’


Bent u daarom ook zo vroeg voor de klas terechtgekomen?

‘Ik was pas 21 toen ik op een meisjesschool in Roosendaal twee gymnasiumklassen, twee mms-klassen en twee 4 havo-klassen maatschappijleer onderwees. Dat was toen een nieuw vak en mocht ik voor acht uur in de week geven, naast mijn eigen studie. Het betaalde voor een student vrij aardig, dus dat zag ik wel zitten. Mijn eigen docenten geschiedenis en Nederlandse taal hebben me de liefde voor het lesgeven meegegeven. De manier waarop zij mij kennis bijbrachten en behoedde een tweede keer te blijven zitten beviel zo goed, dat ik dat zelf ook wilde proberen. Door mijn leeftijd kwam ik een deel van mijn leerlingen in het weekend ook tegen in het café en was het gewoon “Ed”. Een van mijn leerlingen was het vriendinnetje van een van mijn beste vrienden. Een ander was weer het zusje van een vriend. Op maandagochtend schakelden we echter altijd weer terug naar “Meneer Nijpels”. Daar was ik heel strikt in. Er is tussen mij en de leerlingen nooit iets voorgevallen. Mede omdat ik, in de vijf jaar dat ik het deed, een vast vriendinnetje had.’

Was u zo’n brave tiener en twintiger?

‘Toch wel. Ik heb geen opwindend studentenleven gehad en ging maar af en toe uit. Een echte kroegtijger was ik niet. Daar heb ik achteraf spijt van. Het meest rebelse dat ik me kan herinneren, is dat ik als jong jochie de hele stad heb onder geplakt met de politieke affiches van mijn vader. Om hem te helpen. Daar heb ik een paar uur op het politiebureau voor doorgebracht. Later werd ik zelf politiek actief, door op m’n 23ste voorzitter van de JOVD te worden en op m’n 26ste zitting te nemen in de gemeenteraad van Bergen op Zoom, waar mijn vader voor een lokale partij ook onderdeel van uitmaakte. Omdat dit destijds nog niet was toegestaan, moest een van ons twee vertrekken. Er zou worden geloot. Uiteindelijk sloten we een compromis. Als ik zou afstuderen, zou hij zijn zetel ter beschikking stellen. Zo kwam ik in de raad.’

Om vervolgens, met 32 jaar ook weer jong, fractievoorzitter te worden van de VVD. Ziet u gelijkenissen met andere – al dan niet voormalige – politiek leiders in de Kamer nu?

‘Klaver, Marijnissen, Jetten, Baudet, bij allemaal zag en zie je dat ze een gewenningsperiode hebben moeten doormaken. Dat had ik natuurlijk ook, al ging de opmars in mijn tijd plotseling heel snel. Er werd van de VVD verwacht dat het nog een aantal jaren wat kleinschaliger in de oppositie zou vertoeven, maar bij de plotselinge verkiezingen in 1982 won ik als lijsttrekker tien zetels. Zaten we daar met een fractie van 36 man, waarvan 22 nieuw in de Kamer. Van alle stemmende jongeren in Nederland kwam 80 procent onze kant op. Al begreep ik wel direct dat populariteit buitengewoon vluchtig is. Vluchtiger dan alcohol. Terugkijkend was het niet de meest vreugdevolle, en uiteindelijk zelfs zwaarste, periode uit mijn loopbaan. Het heeft me harder gemaakt en geleerd niet haatdragend te zijn. Je wordt in de politiek af en toe flink mishandeld en daar moet je je uiteindelijk los van zien te maken. Over zaken heen kunnen stappen.’

Dat lukt de VVD al jarenlang niet ten opzichte van de PVV. Een miljoen mensen die op de partij van Wilders stemden worden opzij geschoven, omdat Rutte al bij voorbaat niet met hem wil onderhandelen.

‘Ik ben het niet helemaal met die redenering eens. We vormen in Nederland een kabinet op basis van een meerderheid. Dat betekent dat die meerderheid, in dit geval de VVD en drie andere partijen, kunnen bepalen hoe dingen gaan. Regeer je niet mee, dan behoor je tot de oppositie. Zo simpel is het. Stemmen de meeste leden van een lokale voetbalvereniging voor een hogere contributie, dan heb je daar als tegenstander ook in mee te gaan. Zo werkt democratie. De meerderheid moet nooit blind zijn voor de minderheid, maar uiteindelijk beslist de meerderheid.’

Het menselijk lichaam is er helemaal niet op gebouwd om continu allerlei sportbewegingen uit te voeren

Wat was uw gelukkigste tijd in de politiek?

‘Op mijn periode als commissaris van de Koningin in Friesland na, zijn dat de jaren tussen 1990 en 1995 geweest, toen ik burgemeester van Breda was. Als jongetje van twaalf keek ik al dikwijls mee bij gemeenteraadsvergaderingen van mijn vader. Daar zag ik hoe een burgemeester een man was met autoriteit, meer nog dan nu, die zaken kon oplossen. Op mijn vijftiende besloot ik: dat wil ik later ook. En dan het liefst in Maastricht, Den Bosch of Breda. Die laatste is het geworden. Carrières in de politiek zijn nooit te plannen. Het hangt voor een groot gedeelte af van toeval. Iemand overlijdt of vertrekt. Mijn voorganger en de hoofdcommissaris van politie kregen ruzie, waarna beiden opstapten. Ik kon solliciteren en aan de slag.’

Wat is het grootste verschil met de landelijke politiek?

‘Lokaal ben je veel zichtbaarder en kun je gemakkelijker laten zien van mensen te houden. Dat laatste is een absolutie vereiste voor deze functie. Je moet vasthouden aan je eigen idealen en opvattingen, geen politieke kameleon zijn, maar tegelijkertijd kunnen schakelen naargelang de persoon die tegenover je zit. Als burgemeester kun je ’s ochtends in gesprek gaan met de directeur van een groot bedrijf, ’s middags een fabriek openen en op de koffie gaan bij een 100-jarige en ’s avonds een onderscheiding uitreiken aan prins carnaval. Alle lagen van de bevolking dus. Ik genoot van elk moment en ben tevreden dat de ontwikkelingen we destijds doorvoerden vandaag de dag zichtbaar zijn in de stad.’

U begon onverwacht als vrijgezel aan die klus.

‘Ik werd getrouwd benoemd en kwam gescheiden aan. De foto’s van de gelukkige burgemeester met zijn gezin waren al gemaakt en alle spullen overbracht naar ons nieuwe huis. Tja, dan zit je daar. Helemaal alleen, terwijl je aan de slag moet en ook het verdriet van zo’n breuk moet zien te verteren. Ik zat toen als oud-minister op de top van mijn bekendheid, dus iedereen vond er ook wat van. Na een half jaar besloot ik mijn sociale leven weer op te pakken, wat lastig was in een stad die overloopt van gezelligheid en waar iedereen weet dat je de burgemeester bent. Gelukkig waren de sociale media er toen nog niet.’

Lees de rest van het interview in de nieuwste Revu of op Blendle.nl.

Ed vertelt in dit interview onder andere over de relatie tussen hem en oud-collega Tineke Verburg en over zijn blik op het probleem van klimaatverandering. ‘Wereldwijd zal de impact van de coronacrisis, in relatie tot het klimaatprobleem, niet zo groot zijn.’