Beste Sylvester Stallone,
Verdomme. Weer niet. In 1976 niet, in 2016 niet.
Hij kwam je toe, die Oscar.
Ik heb vrijwel al je films gezien. Ook de slechte, en dat zijn er best veel. Je hebt Judge Dredd bijna zelfstandig om zeep geholpen, man. Je comedys waren vaak bijna net zo beroerd als die van Robert de Niro en je bent een bijzonder matige regisseur. Maar er waren ook die paar mooie rollen (F.I.S.T., Copland). Er was John Rambo, in First Blood nog een realistisch, getergd personage, later een uitzinnige karikatuur die in zijn eentje Birma bevrijdde, de Vietcong uitmoordde en de Russen Afghanistan uit vocht.
Maar vooral is er Rocky Balboa, een van de mooiste karakters uit de filmgeschiedenis. Door jou zelf bedacht en uitgeschreven. Rocky, de vechter, bij uitstek. De man die zich boven al zijn eigen beperkingen heen probeert te knokken, in de ring en daarbuiten. In het voorlaatste deel van de serie, Rocky Balboa, was Rocky al een oudere man en die zette je prachtig neer. Maar in de laatste, Creed, die waarin Rocky een jonge vechter traint die hem in alles doet denken aan een jonge versie van zichzelf, heb je werkelijk de rol van je leven gespeeld. Net als Mickey Rourke in The Wrestler, net als Jeff Bridges in The Big Lebowski. Vorm en vent vielen samen.
Ik zag Creed in Rotterdam, samen met mijn goede vriend Alex Boogers en zijn zoon. Die was zeer enthousiast, Alex en ik nog meer dan dat: werkelijk ontroerd. Door de vaderlijke Rocky op het scherm, onhandig beschermend en bezorgd.
Allebei houden we van de vechtsport, dus we hebben ze beiden vaak gezien, de Rockys van de sportscholen. De oude mannetjes aan de bokszak, niet meer soepel maar wel nog taai. Geen praters, maar doeners. Geen intellectuelen, maar wel vol met levenswijsheden van de straat. Opgetrokken uit wilskracht, waardoor ze verder kwamen dan ze ooit hadden durven dromen, al is het meestal nét niet de top. In die zin is het treffend dat je de Oscar niet won.
Eén scène in Creed in het bijzonder trof me. Adonis Johnson, zoon van ex-kampioen Apollo Creed, vraagt aan Rocky hoe goed zijn vader in de ring was.
Apollo? Yeah, he was great. Perfect fighter. Aint nobody ever better.
Adonis: So how did you beat him?
Rocky: Time beat him. Time, you know, takes everybody out. Its undefeated.
Het zijn die drie zinnen. De waarheid ervan, gestript van iedere mooipraterij, en juist daardoor alsnog poëzie. En het is de manier waarop je het uitsprak. Zoals Rocky praat: langzaam, een beetje lijzig. Een hoofd vol tragiek, een lijf dat inmiddels broos en tanig tegelijk is.
Een paar weken geleden won je wel de Golden Globe voor je rol. Je gaf een speech. Het was een prachtige speech. Vooral vanwege de manier waarop je er stond: de niet-prater die geacht wordt te praten, de man die niet die handigheid heeft in het ontvangen van complimenten die op dit niveau gebruikelijk is. En vanwege die laatste zin, na een lange lijst mensen die je bedankte: I wanna thank my imaginary friend Rocky Balboa for being the best friend I ever had.
Het personage uit een film, een roman, een liedje als best mogelijke vriend. Daar had je me gevloerd, als een knock-out.
Lees ook de andere columns van Leon Verdonschot