De onderschatte Belgische schrijver Herman Brusselmans maakt korte metten met overschatte personen uit de wereldgeschiedenis. Vandaag: André Hazes.
Hazes was zo omvangrijk dat de ijsschots waartegen de Titanic te pletter vaarde nog steeds, na al die tijd, naar hem vernoemd zou kunnen worden. Bij zn geboorte moest uit het dichtstbijzijnde abattoir een weegschaal gehaald worden waarop koeien werden gewogen, of de vroedvrouw zou nooit geweten hebben hoe zwaar die merkwaardige boreling precies was. Trouwens, toen deze vroedvrouw de prille André meenam om hem te wassen liep ze een hernia op.
Al heel vroeg meende Hazes dat hij kon zingen. Op zesjarige leeftijd struinde hij cafés af, sprong daar op een tafel (verschillende van die tafels gingen daarbij door hun poten), en begon hij te kwelen, met als resultaat dat verschillende drinkers hun bier over zn kop gooiden. Over die kop gesproken. Hazes heeft altijd een enorme kop gehad. Hij had geen last van luizen, die op die kop hun weg niet terugvonden, maar van kakkerlakken. Daarom droeg hij meestal een hoed, want in het openbaar is het nogal gênant als mensen zien dat er enorme kruipdieren in je weinige haar krieuwelen.
Enfin, op een bepaald moment werd Hazes ontdekt door Willy Alberti, die toen al blind en doof was. Deze Alberti werd beschouwd als een kenner van het zogenaamde levensliedgenre, waarin hij zelf uitblonk door de meest kleffe teksten uit zn bek te toveren op muziek die gecomponeerd leek door een mentaal ietwat achtergebleven toononvaste derderangsamateur. Dus Hazes dacht: ik treed in Willys voetspoor, ik word beroemd, ik zuip me te pletter en als ik ooit sterf, krijg ik een standbeeld. Je kan niet ontkennen dat hij hieromtrent redelijk helderziend was, vooral betreffende dat te pletter zuipen. Speciaal voor Hazes besloot men op een bepaald moment bij Nederlandse bierproducenten op een haar na om bier niet langer te leveren in flesjes en blikjes, maar in emmers, vaten en containers met een mondstuk, waar men Hazes met een simpele beweging kon aankoppelen.
Ondertussen, dat moeten we toegeven, begon de vetbobbel de hits uit zn mouw te schudden. Zulke pathetische schlagers had men niet meer gehoord sinds in de zestiende eeuw de minnestreel Hendrik Met De Hazenlip zong over een maagd die in het vuur werd gegooid door koning Krapuul De Derde van Drenthe. Neem nu Een beetje verliefd. Dat begint met: In een discotheek zat ik van de week. Waar Hazes had moeten zitten was niet in een discotheek, maar thuis bij vrouw en kind. En dan Zij gelooft in mij. Je vraagt je af waar zij, wie het ook mag zijn, de redenen vandaan haalde om ooit in die loser van Hazes te geloven. En dan De vlieger. Ja, die vloog, en verder viel er geen reet over te vertellen. Nee, met André Hazes is niet bepaald een groots artiest van ons heengegaan.
Lees ook waarom Mathijs van Nieuwkerk, Nelson Mandela en Arnon Grunberg overschatte mensen zijn.