Als zelfs The New Yorker over sport schrijft, moet het wel iets meer zijn dan hersenloos tijdverdrijf voor proleten.
Tijdens sommige vergaderingen sluit ik weleens de ogen. Ik denk dan aan David Remnick, in New York. David Remnick is hoofdredacteur van The New Yorker, met afstand het beste tijdschrift ter wereld. Aan de lange, doorwrochte en zonder uitzondering excellente verhalen wordt vaak maanden gewerkt. De medewerkers van het tijdschrift zijn stuk voor stuk briljant. J.D. Salinger, de beste schrijver ooit, had eigenlijk maar één doel: publiceren in The New Yorker.
The New Yorker is kortom een plek waar platvloerse vulgariteiten niet lijken te bestaan. Daarom was ik ook zo blij met de ontdekking dat De Slegte The Only Game in Town verkoopt. Deze door Remnick bij elkaar gebrachte verzameling best sportswriting from the New Yorker, toont dat bij een Pulitzer-prijzen aan elkaar rijgend bastion als The New Yorker sport de plaats krijgt die het verdient.
Van het legendarische Hub Fans Bid Kid Adieu van John Updike tot Last of the Metrozoids, de meest ontroerende ode aan een vriendschap die ik ooit las: deze verzameling sportliteratuur sluit nooit de ogen voor de schoonheid van ogenschijnlijke platvloersheid. Want ook voor sport geldt: het gaat er vooral om hoe je ernaar kijkt.
Tekst: Casper Sikkema
? ? ? ? ?