Sander de Kramer: ‘In één klap werd ik een target van de Taliban’

Sander de Kramer (49) probeert met zijn Sunday Foundation kinderen in derdewereldlanden een betere toekomst te geven, onder meer door nieuwe scholen te bouwen. Met succes, meerdere leerlingen schopten het inmiddels tot een universitaire opleiding. Het succes kent echter ook een keerzijde. Gebieden waar hij projecten opzet, zijn niet altijd even veilig. ‘Hoe vaak ik niet heb gehoord dat ik nog eens een keer eindig met een kogel in m’n kop.’

Sander de Kramer

Hoe gaat het met je?

‘Je treft me op m’n beste en slechtste moment.

Dat wil zeggen: vannacht heb ik echt alles uitgezweet. Mijn hele bed was drijfnat, ontstaan door koude rillingen, spierpijn, koorts, stuipen en pijnscheuten in het hoofd. Alsof er een notenkraker op je schedel staat en nog even doortrekt. Dat nare gevoel begon al in het vliegtuig vanuit Afrika, waar ik net vandaan kom.’

Je hebt iets vervelends meegenomen?

‘Ze hebben een policy in de geneeskunde en dat is: griep uit de tropen bestaat niet. Dat is malaria, totdat het tegendeel bewezen is. Dat zei de piloot waarmee ik vloog ook nog tegen mij. Eenmaal terug in eigen land ben ik direct doorgegaan naar het ziekenhuis, waar ik het verplegend personeel ervan probeerde te overtuigen dat ik weleens malaria tropica zou kunnen hebben. Daarbij telt elke seconde. Grijp je niet tijdig in, dan kom je te overlijden.’

Maar dat gebeurde niet...

‘Dat is te danken aan mijn huisarts die zijn mobiel opnam toen ik hem belde en mij een officiële doorverwijzing gaf. Anders had het anders af kunnen lopen. “Die man moet nu worden opgenomen. Met spoed,” zei hij. Daarvoor waren we drie keer van het kastje naar de muur gestuurd. Mensen achter een balie denken al snel dat, wanneer je nog redelijk goed uit je woorden kan komen, het allemaal wel meevalt. In werkelijkheid verspreidt een prik van de malariamug, de dodelijkste ter wereld, zich razendsnel als een olievlek door je hele lichaam. Ik sliep in het vliegtuig in isolatie. Niet dat malaria besmettelijk is, maar dat is nu eenmaal protocol.’

Hoe verliep die nacht?

‘Het mooiste is dat ze je helemaal volstoppen met medicijnen. Ik kreeg een zware kinine-behandeling. Zoiets zit ook in gin-tonic en daar heb ik er in mijn leven heel wat van op, haha. Nu ik alles heb uitgezweet, ben ik weer redelijk boven Jan. Aan het einde van het proces kreeg ik een telefoontje: “Meneer De Kramer, ik wil u vertellen dat u inderdaad malaria tropica had. Deze vlucht had niet langer mogen duren.” Het is bizar dat je de ene dag iets hebt wat zo snel zo dodelijk kan zijn en je een dag later gewoon weer met een icetea aan je keukentafel zit, dit gesprek voerend. Terwijl, als gisteren het licht was uitgegaan, dat ook geen ramp was geweest. Zo slecht voelde ik me.’

Je mag van geluk spreken dat we in Nederland beschikken over goede gezondheidszorg.

‘En de gelukkige situatie dat ik het kan betalen.

Ik vergeet nooit het verhaal van een straatarme vrouw in Afrika met een kind dat kampte met milde malaria. Een kinine-behandeling van een dag of vier en haar zoon zou weer naar huis mogen, maar dat zou haar dan wel 60 cent kosten. Voor ons een klein bedrag, maar zij kon het niet betalen. Dat hummeltje werd op een bed gelegd, maar toen de dokter een kwartier later terugkwam, was hij ineens dood. Onbegrijpelijk. Van een levensbedreigende ziekte was namelijk geen sprake. Men stond voor een raadsel. Hier klopte iets niet. Totdat een van hen een klein wit pluisje in het neusje van die jongen aantrof en z’n moeder hartverscheurend begon te huilen. Wat bleek, ze had vijf kinderen, geen man meer en het was oorlog. Er was hooguit een handje rijst en wat saus per dag beschikbaar om haar kroost te eten te geven. Om die andere vier te redden, besloot ze nummer vijf op te offeren. Dat maakte veel indruk op me. Dat je zo in de shit zit en daarom voor 60 cent een kussen op je eigen kind moet drukken. Er gebeuren de vreselijkste dingen in derdewereldlanden waar wij geen weet van hebben. Was ik niet in Nederland geboren, maar had mijn wieg ergens in Afrika gestaan, dan had ik net zo goed aan malaria of iets anders kunnen bezwijken.’

Heb je met je vrouw Wendy besproken dat dit kan gebeuren? Overlijden door iets wat je in het buitenland oppikt of overkomt?

‘Zeker. Of ik krijg ergens een ongeluk. Ik ben vaak in oorlogsgebieden geweest, zoals Afghanistan. Op het dieptepunt van de oorlog, zo’n tweeënhalf jaar geleden, reisden we af om een project op te zetten met jonge meisjes en onderwijs. In de hoofdstad Kabul sprak ik met de minister van Onderwijs over nieuw te bouwen scholen. Ik zet me graag in op de slechtste plekken ter wereld waar terrein te winnen valt. “Je doet me er een groot plezier mee als je ons wilt helpen,” zei die man, waarna we op zijn verzoek samen op de foto gingen. Beiden in een stoel met vlaggen achter ons. Het leek wel een staatsieportret. Wat denk je dat er vervolgens gebeurt? Stuurt die fotograaf zijn beeld naar alle nieuwsstations van Afghanistan en zet hij daar heel groot bij: “De Nederlanders hebben Afghanistan nog niet opgegeven.” ’

Mooi toch?

‘Niet echt. Het gevolg was dat ik in één klap target van de Taliban werd. Plotseling was ik een vriend van het regime dat zij omver wilden werpen. Uiteindelijk waren die gasten op twee kilometer afstand hevig in gevecht en werd ik ’s ochtends vroeg gewekt. Een Afghaan, ook afkomstig uit Nederland en één been half missend door een Russische bom: “Ik wil je niet laten schrikken, maar ze zitten recht achter die heuvel. Als het misgaat, pak dan een kalasjnikov en bewaar de laatste kogel voor jezelf. Die moet je door je eigen hoofd schieten. Dat is een beter alternatief dan gepakt worden. Dan martelen ze je maandenlang, waarna ze je hoofd eraf snijden.” Weet je trouwens waarom ze dat doen? In de radicaal islamitische cultuur geloven ze dat je, als je niet als één geheel doodgaat, je de hemel nooit zult bereiken. Voor hen de ultieme vernedering.’

Wat is het meest heftige dat je hebt meegemaakt?

‘Afgezien van het voorgaande, was dat het moment kort na aankomst in Afghanistan. De regering onderhandelde in Doha met de Amerikanen over vrede, toen de Taliban in eigen land de spierballen nog maar eens lieten rollen. In een auto met overheidskenteken werd ik naar de minister gereden en kwamen we in een file terecht. Door de voorruit, die niet was geblindeerd, zag ik een bedelaartje van een jaar of 8 aan komen lopen. Zo’n straatkindje met vieze vingertjes en allemaal gaten in z’n kleding. Hij verkocht van die oude, platte Chiclets-achtige kauwgom en kwam mij om wat geld vragen. Op het moment dat ik mijn raam open wilde draaien, riep de zware commando die mij beveiligde hem toe: “Jij, op vier meter! Nu!” Ik keek hem met open mond aan. Waarom in hemelsnaam zo’n frummeltje met zo’n grote mond wegsturen?’

Waar sloeg dat op?

‘Als je veel in derdewereldlanden en in oorlogsgebieden vertoeft, dan voel je een beetje aan of het spannend kan worden. Zo ook die commando. Hij draaide zich naar me om en zei: “Luister, vriend, ik ben verantwoordelijk voor jou. Jij denkt dat dit een kauwgomverkoper is, maar de kans is net zo groot dat het hier om een zelfmoordterrorist gaat die doelbewust naar jou toeloopt en de boel wil opblazen. Lukt het, dan krijgt hij daar 300 dollar voor. Gaat het mis, dan heeft hij een enkele reis naar het paradijs. Misschien was het inderdaad wel een onschuldig straatverkopertje, maar dat risico konden we niet lopen.” ’

Benieuwd naar de rest van het interview met Sander de Kramer? Je leest het op Blendle. ‘Ik merk wel dat mijn hoofd een apothekerskast is dat helemaal volzit met laatjes waarin trauma’s zitten. Ik ga daar goed mee om. De laatjes blijven best goed gesloten, maar af en toe, op het moment dat je het niet verwacht, gaat er ineens een la open.’