Terwijl ik uit de trein stap in Veenendaal, op weg naar Reindert van Leijen, de beste agaporniskweker van de wereld, vraag ik me af waar ik straks zal belanden. Hij kweekt zijn vogels aan huis: woont de man tussen de vogelkooien? Heeft hij een heel landgoed met buitenverblijven zover het oog reikt? En het geluid van al die vogels: zullen we elkaar straks wel kunnen verstaan?
Als ik aanbel begint er meteen een aantal honden te blaffen. Ik schrik: het ging toch over vogels vandaag? Maar al na een paar seconden doet Reindert open, met een ingetogen glimlach rond zijn mond.
U bent toch de beste zangvogelkweker van de wereld?
‘Zangvogels? Nee.’
Niet?
‘Nee. Agapornissen zingen helemaal niet.’
Oh, pardon. Maar wat doen agapornissen dan?
‘Gewoon. Ze schreeuwen een beetje. Maar het gaat vooral om de kleur van de vacht. Het zijn gewoon mooie beesten. En ze zijn natuurlijk hartstikke grappig. Kom verder. Wil je koffie?’
Lekker.
Flinke wolf
Ik loop achter Reindert aan, zijn huis in, en haal opgelucht adem: zijn vloer is niet bestrooid met schelpenzand, zijn muren hangen niet vol met stokjes vol agapornissen. Net als ik tevreden concludeer dat we gelukkig rustig kunnen praten, komen Reinderts honden de woonkamer in. Eén enorme, ter grootte van een flinke wolf, en twee hele kleine teckels. Dan valt me ineens op dat de zijmuren en de scheidingswand tussen de keuken en de woonkamer volgebouwd zijn met aquariums en terrariums.
Hé, Reindert. Ik zit toch even te kijken: ik zie hier meerdere grote aquaria, ik zie bakken met exotische kikkers, een enorme hond, twee kleine honden én dan heb je natuurlijk nog een hele batterij aan agapornissen staan. Ik vind het nogal wat.
Reindert begint te lachen en zet de koffie op de eettafel. Zodra we zitten, stuift een van de twee teckels op me af, en begint aan mijn enkels te likken. Zachtmoedig probeer ik het beestje een beetje aan de kant te duwen, maar hij is volhardend. Elke keer als ik me probeer te focussen op Reindert, voel ik de natte tong van zijn teckel over mijn been glijden.
‘En boven hebben we ook nog een kat zitten. Ja, we houden hier gewoon heel erg van dieren, geloof ik,’ legt hij de grote hoeveelheid dieren in zijn huis kort uit.
Maar goed, niet zomaar alle dieren dus, want jij bent ook de beste agaporniskweker van de wereld. Nou zeg je net zelf dat ze niet kunnen zingen, maar gewoon een beetje schreeuwen, maar wat doen ze dán, dat je er zo gek op bent?
Agapornissen kweken is gewoon veel leuker dan kanaries
‘Gewoon, ik vind het gewoon geweldig om ze te kweken. Agapornissen kweken is gewoon veel leuker dan kanaries.’
Oh?
‘Ja, die zitten gewoon meestal met zijn vieren bij elkaar, en dat is het. Zo’n agapornis kun je eruit pakken, die kun je lekker tam maken. En ze vertonen ook gewoon echt heel grappig gedrag.’
Kijk! Nu komen we ergens. Wat moet ik me voorstellen bij het grappige gedrag van de agapornis?
‘Nou ja, het zijn eigenlijk gewoon circusartiesten. Dan vliegen ze zo heel hard over het hoofd heen, of ik heb ook weleens zo’n balletje in de kooi liggen, voor katten, met zo’n belletje eraan, en dan pakken ze die op, en daar gaan ze dan mee rondlopen. Of scheef hangen op de stokken, achterstevoren, dat zeg maar.’
Het zijn echt de grappenmakers van het vogelrijk.
‘Ja, ja zeker.’
Maar hoe kom je toch in ’s hemelsnaam bij agapornissen?
‘Ik kom uit een vogelkwekersfamilie. Liefhebberij, hè, voor tentoonstellingen, alles. Vanaf dat ik kon lopen drentelde ik thuis tussen de vogels door. Ik vind het gewoon echt prachtig.’
Zeshonderd vogels
Terwijl Reindert praat over zijn agapornissen lijkt hij de hele tijd te glimlachen. Soms, als de aard van de beestjes ter sprake komt, knijpen zijn ogen zelfs een klein beetje samen van pret. Hij vertelt dat hij als kind, maar ook daarna, bezig is gebleven met het kweken van vogels, en dat hij er nu een stuk of 25 in zijn achtertuin heeft wonen – en dat dat nog meevalt: sommige mensen hebben zeshonderd vogels in hun achtertuin.
En dan? Dan denk je ineens: ik ga eens aan het WK agaporniskweken meedoen?
‘Ja. Dat was in Zwolle, dus dat was te overzien.’
En dan? Dat is best een subjectieve sport dan toch? Je bent overgeleverd aan de grillen van de jury, lijkt me.
Reindert schudt zijn hoofd. Hij begint wat te vertellen, maar de teckel heeft mijn enkels weer gevonden, dus ik versta hem even niet. Ik excuseer me, maar leg uit dat ik af en toe word afgeleid door de tong van de teckel. Reindert begint zachtjes te lachen.
‘Ja, dat is Luna, die houdt ervan om aan blote enkels te likken.’
Dan vertelt Reindert zijn verhaal nog maar eens. Het valt mee met de subjectiviteit: er wordt gewerkt met echte keurmeesters, die letten op houding, nagellengte, op de kleuren en het patroon van de veren, of de snavel wel recht staat – enzovoorts. ‘Maar ja, een wilde vogel kun je natuurlijk niet echt keuren,’ schampert Reindert.
En als er nou bij jou een vogel geboren wordt met een scheve snavel? Gaat ie dan in de soep?
‘Die wordt bij mij niet zo snel geboren. En vogelsoep, nee dat kennen we hier niet in huis.’
En dat WK nog even, hè: ben je nou écht de beste, of had je gewoon een goede dag?
Even twijfelt Reindert. Dan legt hij glimlachend uit dat hij ondertussen wel durft te zeggen dat hij toch wel bij de beste kwekers van de wereld hoort. Ja, één Belg, die is eigenlijk de allerbeste, met de allermooiste vogels.
‘Maar ja,’ herstelt hij zichzelf. ‘Ik heb natuurlijk wel van hem gewonnen.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Alexander Schippers, iStock