Eens in de zoveel maanden laait ie weer op: de discussie over de treinkaping bij De Punt. Om de een of andere reden blijven 41 jaar na dato steeds weer nieuwe feiten of zienswijzen naar boven komen.
Negen gewapenden Molukkers brachten op 23 mei 1977 een trein op weg van Assen naar Haren tot stilstand, en gijzelden 54 inzittenden. Zes kapers en twee onschuldige reizigers vonden de dood in de stilstaande trein in een weiland bij De Punt. Nabestaanden willen nu weten welke geweldsinstructie de mariniers kregen die zes van de negen kapers doodschoten. De een (voormalige officier) zegt uit Den Haag de opdracht shoot to kill te hebben gekregen, de ander (toenmalig minister van Justitie Van Agt) ontkent.
De vraag is: maakt het uit? Maakt het uit dat de overheid een zero tolerance-beleid ten opzichte van terrorisme hanteert? Volgens Van Agt was die shoot to kill-instructie er helemaal niet, maar waarom eigenlijk niet? Had die er niet juist wel moeten zijn? Daarbij: als je ervoor kiest om zwaarbewapend een trein te kapen, dan zitten daar voor de kapers bepaalde risico’s aan vast. Als je niet het risico wil lopen om gedood te worden, moet je geen terrorist worden. Was dan bakker geworden, of postbode. Of treinconducteur.
Laten we een punt achter De Punt zetten. Dat de kapers decennia na hun terroristische daad door hun nabestaanden een de slachtofferrol krijgen, is bovendien een schoffering voor de echte slachtoffers: de twee gedode passagiers.