Beste Thierry Baudet,
‘Troje brandt,’ sprak je onlangs tot je congres. Nog vijftien of twintig jaar waarschuwde je, dan is het afgelopen met Nederland. ‘Onze vloot moet de beschaving doen herrijzen.’ Ik las het in een café, en keek uit het raam. Mensen liepen over straat, in een van de meest welvarende landen ter wereld. In de top tien van alle mondiale lijstjes: die met de grootste persvrijheid, de beste infrastructuur, de beste voedselvoorziening, het beste drinkwater, het beste pensioenstelsel, de hoogste levensverwachting, die van de Human Development Index, die naast economie ook onderwijs en gezondheid meetelt.
Er bestaat ook een methode die het geluk van mensen wereldwijd meet, de Hapiness Ranking. Staat Nederland ook in de top tien. De Verenigde Naties maken ook jaarlijks zo’n lijstje, met de beste landen ter wereld om te wonen. Nederland stond dit jaar op zeven, vanwege de lage inkomensgelijkheid. Een land met problemen, jazeker, maar vergeleken met de rest van de wereld een rijk, gezond, gelukkig land. Ik keek naar de massa’s die door de winkelstraten wandelden, en ik zag geen brandend Troje, noch een verdwijnende beschaving.
Dat je werk maakt van het opbouwen van een partijorganisatie, dat je aan scholing doet, dat de pauzeact van je congres bestaat uit een pianoconcert, dát je een visie hebt en dat, in tegenstelling tot onze premier, ook geen vies woord vindt: ik vind het allemaal fraai en bewonderenswaardig. Maar op de kapiteinsstoel van de vloot die de beschaving moet doen herrijzen, daar zou ik zelf bij voorkeur niet iemand met een Jezus-complex neerzetten.
Die liefde voor klassieke muziek van je heeft overigens ook een keerzijde. Namelijk een diepe afkeer van niet-klassieke muziek. Van überhaupt ook maar íets dat op kunstgebied is gemaakt na pakweg 1900: je hebt een uitgesproken hekel aan abstracte kunst, aan moderne architectuur en aan moderne muziek. In je eigen, immer gezwollen woorden, aan ‘de vervreemdende klanken van de atonale muziek; de onbegrijpelijke stellages en kleurstrepen in moderne musea; de afschrikwekkende bouwsels die in elke stad verrijzen’. Je zou kunnen stellen dat je veel te laat bent geboren. Je oplossing is eigenlijk dat dat probleem moet worden opgelost door Nederland terug te trekken naar het tijdperk waarin je wél had willen leven.
De dag voor je congres twitterde je dat je had geprobeerd te luisteren naar Radio 4, maar je werd daar geconfronteerd ‘met de verschrikkingen van de atonale “muziek”. Wat een horror’. Het is de eeuwige variant op ‘Dat kan mijn nichtje van vier ook’, wijzend naar een abstract werk: over muziek waar je zelf niet van houdt praten als ‘muziek’.
Een dag later, op je congres, trok je die lijn door met een verhaal over watermoleculen die zich schikken naar een orde als er Bach of Haydn klinkt, maar waar chaos ontstaat bij ‘heavy metal of gangsterrap’. Ik heb, als liefhebber van beide, veel lulverhalen over metal en hiphop gehoord, maar deze kende ik nog niet. Vervolgens las ik dat je er zelf aan had toegevoegd dat het misschien ook niet waar is, maar dat het als verhaal wel mooi was. Met de geruststellende gedacht dat je dus vooral van sprookjes houdt, zette ik de nieuwe cd van Body Count op.