Het beklaagdenbankje: de man die dacht dat er een chip in zijn hoofd zat

Iedere week wonen journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank een zitting bij waarin gewo...

Iedere week wonen journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank een zitting bij waarin gewone mensen ter verantwoording worden geroepen. Geen zaken die breed worden uitgemeten in de media, maar huis-tuin-en-keukenleed. Deze week: de 21-jarige D. die zijn vader mishandelde met een pook.

Illustratie Jeroen de Leijer

Verdachte D. komt zenuwachtig de zaal binnen stommelen, gevolgd door zijn advocaat, en daarachter zijn ouders. De 21-jarige D. is mager, schichtig en zijn gezicht is grauw. Zoals het gezicht van een stevige blower grijs kan zijn.

Terwijl zijn ouders in het publiek gaan zitten, neemt hij nerveus plaats in het beklaagdenbankje. Tegen beter weten in vouwt D. zijn ­handen samen, in een verwoede poging om het trillen tegen te gaan. Hij plukt veel. Aan zijn handen, aan zijn vingers, aan zijn kin, zijn neus. ‘D. heeft zijn vader mishandeld door te schoppen en te krabben. Daarnaast is hem ten laste gelegd dat hij een auto gestolen zou hebben, om daarmee te gaan joyriden. Een paar maanden later heeft hij wederom zijn vader geschopt, in het gezicht, en heeft hij een ruit van hun woning ingeslagen.’

De officier legt de feiten zakelijk aan de dag. Alsof hij de notulen van de algemene ledenvergadering van de tennisvereniging voorleest, maar in het publiek worden de vader en de moeder van D., die in de zaal zitten als de aanklagers, steeds ongemakkelijker. Ook de rechter ziet eruit alsof hij de hele zaak aan de ongemakkelijke kant vindt. Hij zucht, vraagt of het oké is om alle feiten op te sommen, en begint dan met een verwrongen gezicht. ‘Wat opvalt is dat het eigenlijk allemaal tussen jou en je vader gaat. Hij heeft daar aangifte van gedaan. Ook van dat jij hem in januari met een ehh, ja, een pook hebt mishandeld. Dat klopt?’

‘Daar weet ik niks meer van,’ perst D. er met trillende stem uit. De vader van D. krijgt langzaam maar zeker een rode nek. Tijdens het hele verhaal van de officier heeft hij voorzichtig meegeknikt. Hij heeft al een rood, paddig gezicht, maar naarmate hij zich ongemakkelijker begint te voelen, verergert dat alleen nog maar.

Dood vogeltje

Zijn moeder zit erbij als een dood vogeltje. Met een mengeling van angst en verdriet lijkt ze naar haar zoon te kijken, die terechtstaat. Ze luisteren toe hoe de rechter nog maar eens uitlegt hoe D. zijn vader geschopt zou hebben, en vervolgens met de pook aan de slag is gegaan, waarmee hij zijn vader meerdere malen op de knieën geslagen heeft. D. begint nog nerveuzer te trillen. Hij houdt zijn eigen handen nog wat steviger vast, maar het is te weinig om zijn zenuwen te verbloemen. ‘Je had net daarvoor een ruit ingeslagen van het huis van je ouders,’ gaat de rechter verder. ‘Waarom heb je dat gedaan?’

‘Nou ja,’ antwoordt D., ‘ik had net iets ergs meegemaakt, en ik wou gewoon naar binnen. Daar lagen ook nog spullen van me, en zo.’

‘Ah, ja, en je werd boos toen je moeder zei dat je er niet meer in mocht. Het ging toen even niet zo goed met je, hè? Kun je daar eens wat over vertellen?’

‘Ja, nee, klopt. Maar nu gaat het wel weer wat beter.’

‘Je bent in 2016 ook een keer een week in bewaring gesteld. Dat was ook omdat het geestelijk niet goed met je ging, toch?’

‘Dat weet ik niet meer. Maar ik heb tegenwoordig medicatie om stabieler te worden. Die neem ik elke dag. Dat helpt wel wat. Mijn moeder ziet erop toe dat ik het elke dag neem, maar ik wil het zelf ook.’

Waanideeën

Dan komt het hoge woord eruit. Justitie heeft D. met hulp van een aantal psychologen en psychiaters tegen het licht gehouden, en daaruit bleek dat hij last heeft van schizofrenie. Waanideeën. Hij dacht ontvoerd te zijn. Dat hij in het geheim onder dwang geopereerd is, en er een chip in zijn hoofd geplaatst is.

Met die kennis valt ineens op dat het helemaal niet zo’n verwrongen gezicht is van de rechter, of ongemak: de rechter kijkt bezorgd naar D. ‘Mag ik nog even wat vragen?’ bromt de officier, terwijl hij zich wendt tot D.’s slachtoffer. ‘Ik begrijp dat hij sinds kort weer bij u thuis verblijft?’

‘Ja, sinds 2 weken,’ antwoordt D. senior. ‘Hij heeft ook begeleiding nu, ambulant. Maar het was de keuze: dit of in zo’n instelling. Bij begeleid wonen staat hij op een wachtlijst, maar dat schiet niet op. We zijn in die inrichting geweest, maar daar zat ie de hele dag maar niks te doen. Dat was ook niks. Daar was amper aandacht voor hem. Als we daar dan 1,5 uur waren geweest, dan liepen we zelf al tegen de muren omhoog, dus kun je nagaan wat hij dan…’ Even pauzeert D.’s vader. Dan herpakt hij zich: ‘Ja, je moet iets,’ verzucht hij. ‘Nu hij zijn medicijnen neemt, en verder geen drugs, geen wiet meer gebruikt, gaat het goed. Ik wil gewoon dat ie op den duur weer terug kan in het echte leven.’

Als de rechter vraagt hoe dat is, om samen in huis te zijn met degene die hem meermaals mishandeld heeft, zucht vader nog een keer. Dan antwoordt hij dat hij soms nog wel een beetje bang is, maar dat het stap voor stap steeds beter gaat. Het vergt moed, zo blijkt, om van je mishandelaar te blijven houden en voor hem te blijven zorgen.

‘We zijn ook met zijn drieën met de auto gekomen,’ vult hij zichzelf aan. ‘Ik wil ook helemaal niet dat hij de cel in gaat of zo, of dat hij aan mij en mijn vrouw moet betalen. Ik wil gewoon dat hij een plek krijgt in de maatschappij.’

D.wordt vrijgesproken vanwege ontoerekeningsvatbaarheid, onder voorwaarde dat hij zijn begeleiding aanhoudt en zijn medicatie blijft nemen. Opgelucht, maar nog steeds met een zwaar gemoed, verlaat het gezin de rechtszaal.