Je hoort nooit wat van Hai?ti, tenzij er een ramp gebeurt natuurlijk. Irma, Harvey en Jose? gleden er dit jaar genadig langs, maar Matthew deelde in 2016 een gevaarlijke tik uit. Het ministerie van Buitenlandse Zaken geeft al jaren een negatief reisadvies, desondanks ging Sam Gerrits er kijken.
Fotografie Sam Gerrits
Als je bedenkt dat die steile kalksteenbergen ooit oceaanbodem waren, snap je ook meteen waarom in 2010 een aardbeving van 7.0 op de schaal van Richter hoofdstad Port-au-Prince met de grond gelijk maakte. Onder Hai?ti ligt een wirwar van diepe, actieve breuken. Brokstukken van een armpjedrukwedstrijd tussen de Caribische en de Noord-Amerikaanse tektonische plaat, die al tientallen miljoenen jaren duurt. Port-au-Prince 2010 was een perfect storm; het epicentrum lag dichtbij de stad en de beving was ondiep, waardoor er breuken openscheurden. En Hai?tianen bouwen niet op aardbevingen. De allerarmsten onder hun roestige golfplaatdakjes hadden geluk. De armoede-middenklasse raakte bedolven onder beton. De echte middenklassers stierven onder hun maisonnettes.
Anno 2017 is de verwoeste stad grotendeels herbouwd. Toch is het negatieve reisadvies van het ministerie van Buitenlandse Zaken nog steeds van kracht. Ergens is dat logisch; in straatarm Hai?ti zijn buitenlanders rondwandelende portemonnees. Daarom is het des te verrassender dat het criminaliteitscijfer er relatief laag ligt. Natuurlijk was het gevaarlijk na de aardbeving. Je werd vermoord om een fles cola. Maar het moordcijfer is nu op de meeste plekken vergelijkbaar met dat van Jamaica.
Toch blijft het voor ontwikkelingswerkers verboden om na het donker buiten de chique expatwijk Pe?tionville te komen. De meeste wereldverbeteraars zijn daar niet rouwig om. Ik sprak er een paar en ik snap dat ze bang worden van de verhalen. Maar de echte boeven wonen niet in de sloppenwijken. Die zaten naast ons in de lobby, lachend dure drankjes te drinken. Die boeven, de bovenste paar procent, sluizen ontwikkelingsgeld weg naar reusachtige villas op de heuvels rond de hoofdstad. Van daaruit kijken ze, beschermd door vechthonden en mannen met wapens, uit over de sloppenwijken op de hellingen van Port-au-Prince.