Het beklaagdenbankje: '25 berichten per dag is gewoon best veel'

Iedere week wonen journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank een zitting bij waarin gewo...

Iedere week wonen journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank een zitting bij waarin gewone mensen ter verantwoording worden geroepen. Geen zaken die breed worden uitgemeten in de media, maar huis-tuin-en-keukenleed. Deze week: de man die maar dronken sms’ jes bleef sturen naar zijn ex.

Illustratie Jeroen de Leijer

Het is vroeg nog, in de rechtbank. De rechter, een man op leeftijd, heeft er nog geen zin in, maar dat weerhoudt hem er niet van met een soort meewarig dedain toe te kijken hoe beklaagde meneer A. de rechtszaal binnenkomt. De rechter kijkt zoals Gandalf kijkt naar Frodo, zoals Adriaan naar Bassie en zoals Gert naar Samson: met een blik waar de mentale superioriteit vanaf druipt. Toch heeft meneer A. het er maar mee te doen. Hij gaat zitten, terwijl de rechter vaderlijk glimlachend toekijkt.

‘Staat mijn microfoon wel hard genoeg?’ fluistert hij bijna.

‘Pardon?’ antwoordt A.

‘Mijn microfoon, ik praat vrij zachtjes.’ De rechter schuift de microfoon, die uitstaat, wat dichter bij zijn mond en glimlacht. ‘Zo, dat is beter, denk ik?’

‘Wat zegt u?’

‘Dit is beter, denk ik?’ Niemand gaat erop in.

Alleen meneer A. knikt een beetje. Waarschijnlijk kiest hij in dezen eieren voor zijn geld.

‘Meneer A., u staat vandaag terecht, u hoeft niets te zeggen, alleen maar heel goed te luisteren.’ Iedereen in de rechtszaal knikt. Die conclusie had iedereen in de ruimte al gertokken.

De officier begint haar pleidooi. ‘Meneer A. staat terecht omdat hij zijn ex gestalkt heeft, door herhaaldelijk, onder andere telefonisch, met haar contact op te nemen. En in een latere periode heeft hij datzelfde feit nóg eens gepleegd.’

Half jaar geen alcohol

‘Ja, dankuwel,’ zucht de rechter, terwijl hij neerkijkt op de verdachte. ‘Als ik het goed begrepen heb, geeft u ook gewoon toe dat het gebeurd is?’

‘Ja,’ antwoordt A., met een kleine snik in zijn stem. ‘Ik geef het gewoon toe, omdat ik gewoon gefrustreerd ben, omdat ik mijn zoon al 4 jaar niet gezien heb. Ik probeer elke keer met haar in contact te komen. Of ik mijn zoon kan zien, maar dat wil ze telkens niet. En daar word ik elke keer gefrustreerd van. En dan ga ik haar steeds sms’en. Omdat het mijn zoon is, weet u wel?’

‘Ja. Ik begrijp dat uw zoon een drijfveer is van u, maar aan de andere kant is het natuurlijk ook wel weer zo dat het voor haar heel vervelend is dat ze steeds door u benaderd wordt, als ze dat niet wil.’

Meneer A. knikt. Zijn handen trillen een beetje, zelfs terwijl hij ze in elkaar geknepen houdt. De rechter gaat verder. ‘Maar ik had ook begrepen dat ze u wel de gelegenheid had gegeven om in contact te komen?’

A. schudt zijn hoofd. ‘Helemaal in het begin misschien, maar dat is niet waar. Dat zegt ze maar. Ik heb hem nog nauwelijks gezien, al 4 jaar. En ik ben nog steeds aan het vechten en zo, en in die tijd, in die periode, in 2015, was ik nog, ehh, zeg maar, ja, ehh, alcoholist. Of, ja, dronk ik regelmatig. En dan ging ik haar steeds sms’en, onder invloed, omdat ik hem zo miste.’

‘En hoe is dat de laatste tijd?’

‘Ik heb al een half jaar geen alcohol meer op. En daarna is er niks meer gebeurd.’

‘Dus als ik het de politie vraag zijn er geen klachten meer?’

‘Nee, nee. Ik ben veranderd.’

Ook de officier mengt zich er nu in. Ze beaamt wat meneer A. zegt, hij gedraagt zich al een half jaar redelijk netjes, en er zijn geen aangiftes meer.

‘Ja, meneer, in het kort: ik kan de feiten allemaal wel met u door gaan nemen, maar als ik dit allemaal zo zie, al die sms’jes...’

A. onderbreekt de rechter. ‘Maar e-mailen heb ik nooit gedaan,’ sputtert hij tegen. Even lijkt de rechter, voor het eerst vandaag, een beetje van zijn stuk gebracht.

‘E-mailen? Ik zei sms’en. Maar goed, we hebben hier de telefoontjes, de sms’jes, de whatsappberichtjes.’

‘Oh,’ antwoordt A. ‘Ja, ik dacht dat u zei e-mailen. Maar ik heb haar misschien maar één of twee keer gewhatsappt, en ik ben misschien maar één keer aan haar deur geweest, toentertijd. Want ik wilde mijn zoon een cadeautje geven, met Sinterklaas. Maar ze zei elke keer dat ik pech had, en nee enzo. Maar daarna ben ik gewoon weggegaan. Maar ik ben al 2 jaar met haar aan het sms’en toch? Waarom had ze dan eigenlijk geen ander nummer? Ze kon toch ook een ander nummer nemen?’

Niet bereikbaar voor justitie

‘Pardon?’ vraagt de rechter. Hij gaat wat voorover zitten en kijkt wat naar beneden, naar zijn verdachte.

‘Nou, ik denk dat ze gewoon haar nummer hield om mij te treiteren. Omdat ze wist dat ik dan weer dronken zou worden en haar zou sms’en en dat ze dan weer aangifte kon doen. Ze heeft gewoon al altijd hetzelfde nummer. Ik weet dat zij gewoon haar best doet om mij daarmee te treiteren.’

‘Ja, oké,’ beantwoordt de rechter, die niet onder de indruk is van A’s weerwoord, ‘maar als ik hier zo kijk, dan zie ik hier vijfentwintig sms’jes per dag. Dat is gewoon heel erg veel. Laten we daar vooral niet aan voorbij gaan.’

Uiteindelijk is het woord weer aan de officier. Die vraagt, vanwege de recente ontwikkelingen – A. heeft sinds hij niet meer drinkt zijn ex niet meer gestalkt – om een taakstraf van 240 uur, waarvan 140 voorwaardelijk. De straf is aan de milde kant, geeft de officier toe, maar er waren al een tijd geen meldingen meer meer, en de ex was ook niet meer bereikbaar voor justitie. Na één of twee keer proberen is de politie maar gestopt met bellen. Better safe than sorry, moeten ze op het politiebureau gedacht hebben.

De rechter gaat mee in de eis van de officier en geeft A. het laatste woord. ‘Ik weet in elk geval dat ik haar niet meer ga sms’en. Dat heeft helemaal geen nut.’