Beste SP-Kamerlid Peter Kwint,
Je draagt geen pakken, maar band-shirts. En sinds je de gemeenteraad van Amsterdam verruilde voor de Tweede Kamer: hemden, bij voorkeur van het type waarmee mannen in denkbeeldige wouden denkbeeldige bomen omver hakken. In een shirt van een hardcoreband een minister ter verantwoording roepen, is immers wellicht wat al te casual, vooral omdat jij houdt van bands met namen van alles waar we doorgaans onze politie of het leger tegen inzetten: Terror, Biohazard, BoySetsFire.
Sinds je beëdiging in de Tweede Kamer lig je met regelmaat onder vuur vanwege die kledingkeuze. Dat was in de gemeenteraad al zo: bij je eerste bijdrage kreeg je kritiek van nota bene een partijgenoot en oud-Kamerlid, de vroegoude Ewout Irrgang, die je erop wees dat je niet in een kroeg stond. Het grappige is dat ik in kroegen juist geregeld mannen in pak zie staan, vooral op vrijdagmiddag, het moment waarop menig oud-corpslulletje in zijn pak aanmerkelijk dommer staat te brallen dan een gemeenteraadslid in een shirt.
Maar goed, voor sommige mensen is ook een hemd niet netjes genoeg. Net is een pak. Afgelopen week ruimde de Volkskrant zelfs een paar kolommen in voor een historicus die je de maat nam vanwege je kleding. Er valt dan altijd die merkwaardige term representatief. De vraag is vooral wié je representeert.
Je hebt er ter verdediging weleens op gewezen dat je het een goed idee vindt als ook alle mensen die geen pak dragen zich vertegenwoordigd zien in de volksvertegenwoordiging. Daar ben ik het gedeeltelijk mee eens. Ik blijf het een krankzinnig beeld vinden dat bij een gemiddeld verkiezingsdebat in Nederland zes mannen in hetzelfde blauwe pak naast elkaar staan. Maar tegelijk hoef je natuurlijk niet de kledingkeuze van je stemmers te kopiëren om door ze herkend te worden. CDAers staan ook niet op klompen in een bebloede boerenkiel bij de interruptiemicrofoon. Pim Fortuyn is nog steeds het beste voorbeeld: hij leek in stijl, kleding, woning, auto of hond voor geen meter op zijn stemmers, maar hij werd door ze ervaren als authentiek en dat was genoeg. Ik vond die truien van Hans Spekman een even lelijke als hilarische ode aan Fred Flintstone, maar ik geloofde wel dat hij het zélf mooi vond: wie anders? Toen ik ergens las dat zijn moeder ze voor hem maakte, vond ik dat zelfs ontroerend: een volwassen man kan zijn moeder niet genoeg eren. Had ik vermoed dat hij ze droeg om over te komen als een arbeider, dan had ik dat niet alleen onoprecht gevonden, maar ook dom: alleen arbeiders in Peru dragen zulke truien.
Ik verwacht van mijn volksvertegenwoordigers niet dat ze zich kleden zoals ze denken dat hun achterban dat wil zien, of naar de stijlnormen van sommige journalisten en historici. Ik verwacht dat ze zich kleden zoals past bij de belangrijkste reden na hun programma om op ze te stemmen: hun eigen persoonlijkheid. Dat zijn dus de fantastische, door een Siciliaanse kleermaker gemaakte kostuums van Maison Degand van Theo Hiddema. En dat zijn de hemden van Peter Kwint, jaren na de dood van grunge.