Onze man paradeerde in Rotterdam mee met de jaarlijkse hondenparade

Natuurlijk zijn de trouwe viervoeters ’s mans beste vriend. En natuurlijk wil je als baasje dagelijks meerdere keren per...

Natuurlijk zijn de trouwe viervoeters ’s mans beste vriend. En natuurlijk wil je als baasje dagelijks meerdere keren per dag met je hond op pad. Lekker ravotten in de wei, lekker rennen over het strand, een beetje sjokken door de stad. Maar in Rotterdam gaan ze nog een stapje verder. Onze man paradeerde mee met de jaarlijkse hondenparade.

Fotografie Clemens Rikken

Het verzamelpunt voor de deelnemers aan de hondenparade ligt maar een paar minuutjes lopen van het Centraal Station, in de schaduw van de grote, hoge en glanzende torens. Kleine keffertjes verzamelen zich, tussen op bloed beluste bulldogs en hazewindhonden, maar geen enkel dier lijkt ervan in paniek te raken. Er wordt opvallend weinig geblaft. De sfeer is eerder licht gespannen te noemen dan uitgelaten, misschien zelfs een tikkeltje bedeesd. Alsof het een groep brugklassers is, die allemaal van verschillende basisscholen afkomen, en nu ineens bij elkaar in één klas gestopt worden. De baasjes op het pleintje zijn minder gespannen, lijkt het. Links lijkt een man in een zwart Metallica-shirt een mop te vertellen aan een mevrouw in een broek met een tijgerprint. Achter me hoor ik twee pakweg 20-jarige Rotterdamse meisjes over vachtkammen en brokkenmerken praten.

De stemming zit er, zogezegd, al lekker in.

Dorpsgek Jack

In het midden tussen de steeds groter worden groep honden en mensen staat een man die zichzelf verkleed heeft als een dalmatiër. Hij roept hondengrapjes door een megafoon heen, en met een beetje fantasie zou je zelfs kunnen zeggen dat hij een beetje door de menigte heen danst. Ik bekijk het eens, vanaf de zijkant, naast een zalmroze man in een driedelig vrijetijdspak en een vrouw die zomaar een goed lopende handel in e-smokers zouden kunnen hebben.

Is daar nou iemand verkleed als een dalmatiër?

‘Ach, kijk nou, ja, je hebt gelijk,’ glimlacht de man, terwijl hij een dun sigaartje aansteekt.

‘Maar dat is Jack Kerklaan, ken je die niet?’

Nee.

‘Maar dat is een bekende Rotterdammer, hoor. Hij is van RTV Rijnmond. Hij geeft ook rondleidingen door de stad, en op de ss Rotterdam enzo. Nou, ja, en nu dan dus verkleed als dalmatiër bij de hondenparade. Laten we zeggen, hij is een beetje onze dorpsgek. Onze goeie gezellige dorpsgek.’

Een dansende dalmatiër aan de Maas. Waar je zin in hebt.

‘Ja, Nou ja, prima toch. De zon schijnt, de honden kwispelen, dus ze zullen het wel leuk vinden.’

Ja, of ze zijn geil natuurlijk.

‘Ja, dat kan natuurlijk ook.’

Even valt het gesprek stil. Samen kijken we toe hoe er ineens een klein hondje voor ons langs schiet, en met zijn bek gretig naar het geslacht van een hazewindhond gaat. De hazewindhond laat het zich vrolijk welgevallen, maar de baasjes willen er niks van weten.

‘Ludo, af!’ roept het ene baasje.

‘Kermit, nee! Kermit, zit!’ roept de andere.

Kijk, daar heb je het al.

‘Geef ze eens ongelijk. Als je het als hond zijnde érgens kunt proberen, dan is het hier natuurlijk.’ Ja, oké, zo is het natuurlijk ook wel weer.

‘Een hamstert, bijna!’

In het midden van de groep gilt de dalmatiër dat er ‘hónderden honden’ zijn, vandaag. Als er niet echt gereageerd wordt, roept hij het nog maar een keer. Een paar meter verderop word ik omvergelopen door een heel klein hondje in een soort jurk van spijkerstof. Binnen een paar seconden komt er een moeder en een dochtertje achter het beest aanrennen.

‘Billy, kom!’ roept het meisje, en pakt zijn lijn weer vast. Pamela, de moeder, en ik bekijken hoe het dochtertje Billy weer tot kalmte maant.

Deze is net een konijn, joh, zo klein.

‘Ja, joh!’ roept Pamela, in plat Rotterdams. ‘Een hamstert, bijna!’

Oké, en hoe oud is deze?

‘Billy is 1!’

Is dat oud voor een hond?

‘Nee, dat is nog jong hoor. Maar Billy blijft zo groot.’

Oh, dus dít is nou een chihuahua, zo’n handtashond. Pamela lacht om de term en pakt me joviaal bij mijn arm vast. ‘Nou, ik zal je zeggen, het zijn wel kleine beessies, hoor, maar die van ons die gaat dus niet in het handtassie. Die blijft gewoon lekker een echte hond.’

In een spijkerjurkje.

‘Ja, voor vandaag hebben we hem dan een jurkje aangetrokken, maar normaal doen we dat dus mooi niet.’

Niet?

‘Nee, joh! Chihuahua’s worden echt vals als ze in zo’n tasje zitten! Dan voelen ze zich verheven boven de héle wereld. Dat moeten we niet hebben hiero, hè?’

We willen natuurlijk geen Paris Hilton-hondjes.

‘Ja, precies. Van die verwende mormels. Nou, Billy niet hoor. Het mag dan wel een chihuahua zijn, maar het is wel een echte Rotterdamse chihuahua.’

Een Rotterdamse chihuahua?

‘Ja, gewoon niet zo aanstellen.’

O ja.

Botten ter grootte van babyarmen

Dan gebaart dalmatiër Jack dat we gaan lopen. Terwijl hij de groep hondenliefhebbers de weg wijst, ratelt hij aan één stuk door, door de megafoon in zijn hand. Ik sta stil naast An, een mevrouw die een hele dikke, wollige beige hond naast zich heeft lopen. Misschien is het toeval, maar haar trui en haar haardracht lijken als twee druppels water.

U bent als uw hond verkleed?

An lacht hard en grijpt me even vrolijk bij de arm. ’Jaaa, heeerlijk toch? Lekker hetzelfde vachtje aangetrokken vanmorgen. Laos en ik zijn helemaal lekker ton sur ton, weet je wel.’

Ha! Hartstikke goed! En is Laos dan een jongen of een meisje?

‘Nou zeg, wat zeg je nou, gek! Een jongen, toch! Dat zie je toch wel?’

Nee.

‘Jawel joh! Kijk dan.’ An wijst nog eens een keer naar Laos. Ik kijk naar het beest. Het ademt, en kwijlt een klein beetje. Ik zou niet weten waaraan ik het geslacht van het dier zou kunnen afzien.

Oké. Nee als je het zo zegt, dan zie ik het toch, ja.

‘Ja, precies. Makkie toch?’ An lacht weer.

En heeft Laos het een beetje naar zijn zin, hier tussen al die andere honden?

‘Oh! Ja! Zeker!’ roept An. ‘Laos is een hele sociale hond. Hij blaft veel, maar hij lult met iedereen, hoor.’

Ze zeggen dat honden en hondenbaasjes wat op elkaar gaan lijken. Is dat bij jullie ook zo?

‘Wat denkie dan? Kijk eens goed?’

Nou ja, jullie hebben in elk geval hetzelfde kapsel natuurlijk.

‘Ja, reken maar van yes!’ roept ze lachend in mijn oor.

Als we voorbij een slagerswinkel lopen, gilt ineens de dalmatiër van vooraan in de stoet dat het tijd is voor een kluivenstop. De slager deelt botten ter grootte van babyarmen uit. Naast de stoep is er een golden retriever meteen mee aan de gang gegaan, om de parade even te laten voor wat hij is.

Dan loopt Emile voorbij, een wat schuchtere, smalle man, met een heel klein donkerbruin hondje. In zijn hand houdt hij een enorme kluif. Mag ik zeggen dat ik dit een optimistische gedachte vind?

‘Wat?’

Dat bot is toch twee keer zo groot als het hondje?

‘Wat? Maar Brutus is een labrador, joh! Zie je dat niet?’

Echt? Is hij nog heel jong dan?

‘Nee, nee, maar in zijn hoofd is ie heel wat. Hoe zeggen ze dat? In het diepst van zijn gedachten is ie een labrador.’

Oké, vooruit. Maar die kluif dan? Trekt ie die zo even weg, tussen de soep en de aardappelen door?

‘Wat, deze?’ antwoordt Emile lachend, terwijl hij de babyarm omhoog houdt. ‘Die krijgtie wel klein hoor. Geef het een minuutje of vijf.’

De rode loper

Langzaam naderen we het café waar de organisatie een rode loper heeft uitgelegd om de honden aan de keuring door een deskundige jury te onderwerpen. Om de loper heen begint zich een handjevol publiek te verzamelen. Een voor een gaan de honden met hun baasjes op de foto, om daarna aan te sluiten in de rij voor de loper. De dalmatiër becommentariëert het hele spektakel, en probeert tegelijk te zorgen dat het allemaal in goede banen loopt. Als An en Laos voorkomen, deelt hij meteen een pedagogische verbale tik uit.

‘Hier moet ik meteen al streng bestraffend tegen optreden,’ roept hij enthousiast. ‘Laos! Lassie uit Laos moet niet nu al proberen voor te dringen, want dan moeten we inderdaad punten in mindering erdoorheen gaan lopen swingen!’

Dan komt de volgende. En weer een volgende. Jack heeft het niet meer. ‘Hier hebben we een echte mensenredder, jongens. Een échte! Een solvee de humanitee, zamazegge! Oh, en nummer 31 mag voorkomen,’ gilt de dalmatiër.

Tijdens een korte pauze, loopt hij naar de jurytafel, waar John Buijsman een driekoppige jury voorzit.

‘John. Wat zijn de kwalificatierondes? Waar strijden we voor? Waar doen we het voor?’ gilt de dalmatiër.

‘Nou, bij de eerste ronde kiezen wij d’r gewoon tien uit. Dat is vrij snel gebeurd, want ik zie hier al honden waarvan ik denk: dat ze hier überhaupt al aanwezig zijn, dat vind ik al een blunder, nou die halen wij er dus heel snel uit. Dat ziet er gewoon niet uit, ik zie honden die ik voor een vriend zelfs nog niet af zou willen maken.’

Om John heen wordt er wat gemord. ‘Ja, joh! Hé! Dat is toch gewoon zo! Ik zeg het gewoon zoals het is, toch Jack? Hè, zo’n hond dat je denkt: dat het nog leeft! Ongelofelijk!’

‘Heb je geen liefde voor de hond, of zo?’ roept er opeens iemand verongelijkt uit het publiek.

‘Ja, maar dat ís liefde voor de hond. Kritisch zijn is liefde, toch?’

De dalmatiër neemt het maar weer over. ‘John is een beetje van de poezen, heb ik het idee. Meer een beetje van de poezelige middagen. We hebben de verkeerde juryvoorzittert gekozen, maar we moeten het er maar mee doen.’

Dan gebaart hij dat de volgende hond aan mag treden. De zon schijnt, de staarten kwispelen, en ach, iedereen vindt het wel best zo.