Longread | De laatste exorcist van Nederland

Ze bestaan nog, maar sterven snel uit. Exorcist Antoine Gordeau (62) voelt zich senang tussen duivels en demonen. ‘Eén k...

Ze bestaan nog, maar sterven snel uit. Exorcist Antoine Gordeau (62) voelt zich senang tussen duivels en demonen. ‘Eén keer moest ik een overall aantrekken, omdat ik he-lemaal onder het slijm zat. Het is niet altijd fris werk.’

Fotografie Inge Mol

Een grauwe, regenachtige dinsdag in Rotterdam-Zuid. Bij een verlaten metrostation wachten mijn fotograaf en ik een tikkeltje nerveus op Antoine Gordeau, een man die al vier decennia lang duivels en demonen wegjaagt uit de lichamen van zijn bezeten cliënten. De laatste fulltime exorcist van Nederland is een rondreizende zzp’er en handelt daarmee naar eigen zeggen in volledige autoriteit van God en niet in naam van de kerk, zoals de meeste uitdrijvers van het kwaad. ‘Ik ben de dominantie, wat ik wil gebeurt. Onherroepelijk. Maar ik blijf wel netjes. Schreeuwen heeft geen zin. Duivels en demonen dienen op een vriendelijke manier benaderd te worden.’

Duizenden uitdrijvingen heeft Gordeau al op zijn naam staan en nog steeds reist hij met zijn huisje-op-wielen, een stokoude Mercedes Camion uit 1971(!) met 1,2 miljoen kilometer op de teller van bezetene naar bezetene, van Roemenië tot Zweden en overal daartussen. Zijn opvallende legerwagen verschijnt op de parkeerplaats van het station. Wanneer Antoine Gordeau ons begroet, maakt de kleine demonenuitdrijver een zachte indruk voor iemand die geesten moet laten schrikken voor zijn beroep. Zijn lieve glimlach, kalme blik en kleine postuur worden gelukkig ‘goedgemaakt’ door zijn imposante grijze baard, zijn grote, leren laarzen en zijn duistere, gotisch getinte klederdracht. We rijden door de sombere wijk van Charlois, waar we uiteindelijk de rookruimte van een afgelegen bruine kroeg binnensluipen. Het is er verlaten en de koffie is goedkoop; een mooie plek om te praten over de kunst van het uitdrijven van demonen.

Rebels zwerfjochie

Het duivelse avontuur van Antoine Gordeau begon al op zijn veertiende, vlak nadat hij van huis was weggelopen vanwege de problematische relatie met zijn stiefvader. Als rebels zwerfjochie roofde en stal hij om te overleven in de armoedige wijken van het Parijs van de jaren zestig. Vrij direct onderging Antoine zijn eerste bovennatuurlijke ervaring. ‘Een oude man in een steeg wenkte mij. Hij had eten en ik had honger, dus ik stapte op hem af. Toen gebeurde er iets merkwaardigs. Ik hoorde hem ‘Ga naar huis’ spreken, terwijl hij zijn mond dicht hield. Na een mislukte poging om terug te liften, liep ik weer naar de oude man. Maar die hele steeg was opeens verdwenen! Waarschijnlijk had ie nooit bestaan...’

Het is de eerste van een reeks taferelen die Antoine maar niet kan verklaren. Een aansluitende periode van acht duistere jaren, waarin de zoekende puber alles en iedereen vervloekt en ziek tracht te maken, wijdt hij aan zijn voorvaderen, waarin sporen van zwarte magie moeten zijn voorgekomen. ‘Anders had ik me niet zo slecht gedragen.’ In deze moeizame levensfase beseft Antoine zich dat hij van ‘iets’ verlost moet worden. Op zijn 22ste is Antoine inmiddels terug in Rotterdam en werkzaam bij een TBS-kliniek als psychoanalist. Een lezing van een dominee tijdens een kerkdienst, waar de ongelovige Antoine onwillig mee naartoe is gesleurd door een vriendin, blijkt voldoende aanleiding om toch maar eens een bijbel open te slaan. Als hij bij het doorbladeren van het goede boek louter blanco pagina’s aantreft, terwijl iedereen om hem heen wel doodleuk kan voorlezen uit hetzelfde exemplaar, weet Antoine het zeker: ‘Ik was bezeten. Een Haarlems stel heeft toen de eerste laag aan demonie in mij weggehaald. Zij wisten de precieze namen van entiteiten die in mij dwaalden te benoemen en uit te drijven. Mijn mond ging wijd open, er kwam slijm uit en de demonen vertrokken. Ze zijn een halfjaar met me bezig geweest. Hierna kon ik de woorden in die bijbel weer lezen.’

Wanneer zijn Haarlemse verlossers de bezeten Antoine na een half jaar verdere hulp weigeren, belandt Antoine wéér in een zwart gat. Hij probeert zichzelf van zijn leven te beroven, maar op het laatste moment bedenkt hij zich en besluit verder te zoeken naar een verlosser. Die vindt hij in de vorm van een koppel uit Rijswijk met ervaring in uitdrijvingen. ‘Zij hebben de demonen verder uit mij verwijderd. Dat was een ontzettend heftige ervaring van een paar uur. Als een demon uit je lichaam vertrekt, voelt het alsof er een stuk van je lichaam wordt meegetrokken. Dat klopt ook wel, want een entiteit heeft een eigen geest, een eigen gevoel en een eigen persoonlijkheid. Na de laatste uitdrijving voelde ik me kalm, licht als een veertje en ik was niet meer down. Ik was geen zwartkijker meer. De vrouw die mij had verlost, had een boodschap van God voor mij. Of ik hetzelfde werk wilde doen als zij deden. Uit enthousiasme reageerde ik positief, maar ik had eigenlijk geen idee waar ik ‘ja’ op zei. Ik werd met olie gezalfd voor drie geestelijke gaven en daarna mocht ik gaan. God zal jou vanaf nu gaan inzetten, maar leef gewoon je leven, kreeg ik te horen.’

Voetstappen in het hoofd

Zijn eerste eigen cliënt, de sceptische Laura, gelooft niet in duivels en engelen. Nadat Antoine het verwarde meisje aantreft langs een drukke Rotterdamse autoweg, verklaart zij regelmatig voetstappen in haar hoofd te horen en dat ze dan opeens ‘out gaat’. De onervaren exorcist verklaart Laura ‘gebonden’. Dat zij hier zelf niet in gelooft, maakt de zelfverzekerde uitdrijver geen drol uit. ‘Dat hoeft niet. Het is een feit.’

De jonge Antoine acht zichzelf nog niet klaar voor dit soort situaties, dus verwijst hij zijn bezeten vondst door naar een aantal priesters en psychiaters. Tevergeefs. Laura komt terug bij Antoine, die zich op mag maken voor zijn eerste exorcisme. ‘Ik had de situatie totaal niet onder controle. Kranen sprongen open, gordijnen slingerden heen en weer en er werd van buiten op de ramen van zes hoog gebonkt. Ik stikte van de zenuwen. Ik wou weg via de voordeur, maar die deur wou maar niet open. Dat ding zat écht niet op slot! Toen ik met knikkende knieën de woonkamer weer inliep, volgde Laura mij grommend en met wit weggedraaide ogen. Ik besloot de politie te bellen voor hulp. Voordat ik de telefoon kon oppakken, begon dat ding te bewegen en werd het in één ruk weggetrokken. Kabel en al, door de muur heen naar de slaapkamer ernaast. Dat heet dematerialisatie. Die telefoon is nooit meer gevonden, ook niet tijdens de verhuizing later.’

Op dit moment kreeg de huiverige Antoine een heel ander telefoonlijntje door; een oproep van een hogere macht. ‘Ik wil dat jij het doet, sprak Hij tegen mij. Onmiddellijk kwamen er drie namen in mijn gedachte, die ik hier niet zal uitspreken. Ik wil dat die, die en die Laura nu gaan verlaten, sprak ik. Haar mond ging open en er kwamen zwarte gedaanten uit. Een getuige zag het ook.’ De man tegenover mij zoekt naar woorden om te beschrijven wat hij allemaal zag. ‘Je ziet opeens een pen bewegen, dat met een kinderlijk handschrift op een papiertje begint te schrijven Als je hier niet mee stopt, is dit jouw einde! Ik zag schimmen, ik hoorde geluiden. Ik zag naast Laura een echte duivel zitten. Wat moet ik er nog meer van zeggen? Monsters, monsters zijn het.’

Na afloop van het indrukwekkende schouwspel dacht de opgeluchte Antoine Gordeau zijn eerste geslaagde exorcisme op zijn cv te kunnen zetten, maar uiteindelijk is hij nog een jaar bezig geweest met de zieke Laura. De exorcist verklaart haar inmiddels als kerngezond, ze leeft gelukkig in Middelburg met haar vijf kinderen.

Entiteiten

Antoine mag zichzelf inmiddels expert noemen op het gebied van duivels en demonen. Maar hoe gaat zo’n uitdrijving nu eigenlijk precies in zijn werk? De demonspecialist zet zijn kopje koffie neer en begint zijn toelichting. ‘Ik zie entiteiten. Ik zie ze ook bij jou, bij je fotograaf en bij het barmeisje. Niet schrikken hoor, iedereen heeft ze. Het wordt pas een kwalijke zaak als entiteiten ergens binnendringen waar ze niet thuis horen. Dan moet er een uitdrijving plaatsvinden. Bij een bezeten persoon zie ik al direct wat er aan de hand is. Dus begin ik direct, onmiddellijk bij binnenkomst! De eerste stap is om het membraan in de keel te openen. Entiteiten kunnen alleen uit een lichaam worden verwijderd via de slijmvliezen. Hierdoor gaat men spugen, heel veel spugen. Geen voedsel, alleen maar slijm. Heel veel slijm.’

De onverbloemde uitleg over een duivelsverbanning wordt kort onderbroken door het lieve barmeisje, die nog even controleert of we nog voorzien zijn van koffie. Terwijl ze onze tafel schoonveegt, babbelt Gordeau kalmpjes verder. ‘Demonen komen niet altijd via de keel naar buiten, soms ook via de vagina, de anus, de penis. De bezeten persoon kan dan opeens gaan poepen of plassen tijdens een uitdrijving.’ Het barmeisje besluit halverwege dat onze tafel er eigenlijk toch wel prima uitziet en vertrekt in versnelde pas uit de rookruimte. De exorcist geeft geen krimp, hij is dit soort vluchtgedrag inmiddels wel gewend. ‘Uit de oren of uit de neus, kan ook. Soms zit mijn baard helemaal onder het slijm, omdat mensen gaan proesten. Lekker hoor! Eén keer moest ik een overall aantrekken, omdat ik he-le-maal onder het slijm zat. Het is niet altijd fris werk. Zelfs sterfgevallen zijn helaas geen zeldzaam fenomeen.’

Het is één keer voorgekomen dat een cliënt van Antoine Gordeau het leven liet tijdens een van zijn behandelingen. Ondanks een andere, wettelijke verklaring voor haar dood, wijst Antoine zichzelf aan als verantwoordelijke voor het droevige lot van zijn Zuid-Amerikaanse cliënte. ‘Ik mag van geluk spreken dat het in Zuid-Amerika gebeurde, want als zoiets zich hier zou afspelen, word je een paar jaar opgesloten. Ik denk er nog vaak aan en ik voel me nog steeds erg schuldig.’

Ondergeschoven Kindje

Met zes à zeven uitdrijvingen in de week mag de hardwerkende zzp’er niet klagen, hoewel zijn gevraagde kunsten niet meer opleveren wat ze ooit deden. ‘In de beginjaren ving ik voor een exorcisme tussen de 650 en 3.000 gulden. Dat is nu wel anders, het levert de laatste tijd eigenlijk niets meer op. Exorcisme is een ondergeschoven kindje, omdat men dikwijls naar de psychiatrie wordt gestuurd. Als het om geld moet gaan, kan ik beter een andere baan zoeken.’

Sommige cliënten geven een zelfgekozen donatie, anderen betalen in natura. Soms doet hij het zelfs voor niets. Zelf ziet de exorcist zijn uitdrijvingen meer als roeping dan als werk. ‘Dit is geen werk dat je uitkiest, dit werk kiest jou. God bepaalt of je dit werk mag doen. En zelfs dan nog mag je weigeren om een ‘normaal’ leven te leiden. Ik heb ‘ja’ gezegd. Dan ben je eraan gebonden.’ En toch, net als een bakker zijn brood bakt en een kapper zijn klanten knipt, is het wegjagen van duivels door de jaren heen ook maar ‘gewoon’ het werk van Antoine geworden. Als hij thuiskomt na een hectische dag van krachtmetingen met demonen, onverstaanbare spreuken en ondergeslijmd te worden door bezeten lichamen gaat Antoine het liefst een rustig potje golfen, een stukje wandelen door de natuur of een koud biertje drinken in de kroeg. Veel interactie met medebewoners van zijn stad heeft hij niet. ‘Mensen reageren doorgaans sceptisch. In mijn huidige woonplaats Bordeaux denken ze dat ik uit de middeleeuwen kom. Mijn beroep komt haast niet meer voor. Maar ja, als je geen ervaringen hebt met geestelijke ziekten en aandoeningen, dan weet je hier ook niks vanaf.’

Zelfs van zijn eigen familie hoeft Antoine niet te rekenen op begrip. Zijn twee dochters, woonachtig in Nederland, voelen maar weinig voor het beroep van hun vader. Ook zijn Ierse vrouw, die haar deel van de hypotheek bekostigt als professioneel harpiste, wil al helemaal niets weten van de capriolen van haar man. ‘Thuis wilt mijn vrouw niet dat ik over mijn werk praat. Ze weet helemaal niets van dit soort dingen. He-le-maal niets!’

Er klinkt lichte irritatie door in zijn stem. ‘We houden heel veel van elkaar. Dat duivels en demonen bestaan, zijn feiten, maar daar hoeven wij het niet over eens te worden.’ Na bijna veertig jaar als exorcist kan het Antoine niet zoveel meer schelen hoe mensen over hem denken. Op zijn manier helpt hij zijn medemens en hij ziet ze vaak genoeg beter worden om in zichzelf te blijven geloven. Sterker nog, hij nodigt geregeld toeschouwers uit om zijn schouwspel van dichtbij te bewonderen, mits de bezeten cliënt akkoord gaat uiteraard. ‘Ik heb zelfs een psychiater en een dokter meegenomen. Zij erkennen de verschijnselen, zoals een vallend schilderij of een raam dat openklapt, maar dat zijn ze na een week weer vergeten. Zij zoeken naar een logische verklaring. Sceptici doen mij niks, ik was er in het begin zelf één. Maar ik ben inmiddels zo vaak in aanraking gekomen met verschijnselen die binnen onze perceptie eigenlijk niet kunnen voorkomen, dat ik in ontkenning zou zijn als ik het bestaan van duivels en demonen zou bevragen.’

Net als zijn eerste cliënt Laura is een groot deel van de mensen die Antoine bezoekt niet gelovig, maar juist achterdochtig. Sterker nog, de man die bijna dagelijks boze geesten wegjaagt, bovennatuurlijke ervaringen meemaakt en geregeld een boodschap doorkrijgt van hogerop, durft zichzelf zelfs atheïst te noemen. ‘Je hoeft niet gelovig te zijn voor dit vak. Dat is een misvatting. Veel mensen zien dit als iets waar je in moet geloven om het te accepteren. Voor mij geldt dat niet. Duivels, bezetenheid, demonen, entiteiten, geesten, heksen, het zijn allemaal feiten.’