Aan de vooravond van de première van haar theatertournee Mens spreekt Wende Snijders (38) over hard werken, vriendschap en de liefde. Mijn idee over de liefde is wel heel lang nogal romantisch geweest, en daar ben ik wel een paar keer in teleurgesteld. De verwachting dat iemand me komt redden, heb ik overboord gegooid.
Fotografie Corné van der Stelt
Je bent als kind veel verhuisd, vanwege het werk van je vader als civiel ingenieur. Wat voor invloed heeft dat op je gehad?
Mijn vaders werk was echt all-consuming. Dus toen mijn vrienden me verweten dat ik er nooit ben omdat ik altijd werk, dacht ik: ai, dit komt me heel bekend voor. Ik had hem dat nog wel willen zeggen, dat ik dat inmiddels begrijp. Laatst zag ik mijn nichtje van zeven. Toen realiseerde ik me opeens: op haar leeftijd had ik al drie continenten achter de kiezen. Zij is nog steeds bang om de straat over te steken. Ik was als al gewend kind te bewegen, mijn koffers te pakken, en er ook rustig onder te blijven. Je kan daar wel hysterisch over doen, maar het gebeurt toch wel, en het komt altijd goed. Ik denk dat ik daardoor wel risicos durf te nemen. En hoewel ik best een chaoot ben en niet in één rechte lijn vooruit kan praten omdat er steeds allerlei shit in mijn hoofd op popt zoals jij momenteel ervaart kost het best wat organisatie om bijvoorbeeld zon tour voor elkaar te krijgen. En elke keer lukt dat toch. Ik ben goed in planningen maken, en me daar ook aan houden. Heel oncreatief, eigenlijk. Maar wel fijn.
Je hebt met veel verschillende stijlen geëxperimenteerd. Franse chansons, klassiek, kleinkunst, een jazz-trio, underground elektronica in Berlijn, popmuziek. Ben je nooit bang geweest om je publiek te verliezen?
Nee, dat heb ik niet gehad. Ik heb me wel geregeld afgevraagd waar de fuck ik mee bezig was. Of ik niet aan het vluchten was, bijvoorbeeld.
Ben je bang aangelegd?
Ik ben bang het niet goed te doen, bang voor afwijzing, bang niet meer te mogen doen wat ik doe. Kortom, van die heel normale menselijk angsten. Die angst om niet meer te mogen doen wat ik doe, komt vaak terug. Ook omdat ik weet dat er geen alternatief is: ik ben heel slecht in audities doen en ik heb een autoriteitsprobleem.