‘Jules Deelder heeft nog nooit speed van dichtbij gezien’

Intimi weten dat hij nog nooit in z’n leven een spuit speed van dichtbij heeft gezien. Illustratie Steve Nestorovski...

Intimi weten dat hij nog nooit in z’n leven een spuit speed van dichtbij heeft gezien.

Illustratie Steve Nestorovski

Jules Deelder heeft geverfd haar, een vals gebit, een vlinderbril, laarsjes met hoge hakjes, hij mompelt onverstaanbaar, poetst z’n tanden nooit en lijdt aan constipatie. Daarom lijkt hij als twee druppels water op m’n tante Sonja, met als grote verschillen ten eerste dat m’n tante Sonja zo verstandig is om nooit op een podium te kruipen en daar onzin in een microfoon te brallen, en ten tweede dat m’n tante Sonja verblijft in een psychiatrisch instituut, waar Deelder ook al jaren thuishoort. Hij werd geboren op 24 november 1944 in Rotterdam, als zoon van Jan Kees Deelder, een uitvreter die mensen geld aftroggelde door tegen hen te zeggen: ‘Ik ga aan je echtgenoot/ echtgenote vertellen dat je het met de groenteboer doet’, en omdat in de jaren vijftig in Rotterdam praktisch iedereen het met de groenteboer deed, behalve de vrouw van de groenteboer, leverde hem dat enige geeltjes per dag op.

De moeder van Deelder, Sjanine, was niet helemaal zuiver in het hoofd en liep over straat liederen van dood en wanhoop en vernietiging en flamoezen te zingen, waardoor ze de jonge Jules inspireerde tot het dichterschap. Z’n thema’s werden al snel zichtbaar: Rotterdam, de Tweede Wereldoorlog, jazz en het vrouwelijke geslachtsdeel. In een van z’n verzen verzon hij 873 synoniemen voor ‘kut’, waarvan er ongeveer 869 nergens op sloegen.

Deelder werd om de een of andere reden gebombardeerd tot ‘nachtburgemeester van Rotterdam’, wat nogal absurd is als je bedenkt dat hij iedere avond om tien uur naar bed gaat, na het drinken van een kopje kamillethee, het deponeren van z’n vals gebit in een glaasje kraanwater en het ontvetten van z’n kapsel met boorzuur. Je zal zeggen: je mag niet vergeten te vermelden dat Deelder iedere dag een spuit speed in z’n aderen jaagt. Wel, dat verhaal heeft hijzelf de wereld ingestuurd om stoer over te komen, maar intimi van Deelder weten dat hij nog nooit in z’n leven een spuit speed van dichtbij heeft gezien. Nu en dan een pepermuntje, dat wel.

Iedereen weet dat Deelder niet kan schrijven, maar sommigen beweren dat hij de rotzooi die hij schrijft wel heel goed kan performen op de planken van theaters, literaire cafés, poptempels, culturele centra, bibliotheken en andere plaatsen waar stinkende hippies, oubollige in de jaren zestig geankerde nitwits en door hersenzwakte geteisterde nobody’s enig vertier zoeken. Wel, ik kan jullie verzekeren dat Deelder op de planken net zoveel indruk maakt als een dansende beer wiens achterpoten aan elkaar zijn genaaid.

Deelder speelt op die planken ook enige jazz, en jazz is van nature al een genre om op te schieten. Deelder maakt van die flutjazz in één ruk een genre waarvan je oren aan bloeduitstortingen ten onder gaan. Vermijd zoveel mogelijk de veelgelaagde ramp die Jules Deelder heet.