De neiging om burgers in hokjes te stoppen maakt een mens somber. Elke week weer bewijzen dat je Nederlander bent, is knap vermoeiend.
Volgens de officiële richtlijnen, bedacht in 1971 door sociologe Hilda Verwey-Jonker, zal ik de rest van mijn leven een allochtoon blijven, omdat mijn beide ouders in Turkije zijn geboren. Hoewel de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en het Centraal Bureau voor de Statistiek met het gebruik van deze term stoppen, zal het woord nog wel een paar jaar door het volk worden gebruikt, omdat het nu eenmaal hardnekkig ingeburgerd is.
Vanuit rechtse hoek wordt verbolgen gereageerd op het voornemen van de overheid: geef het beestje een andere naam, zeggen criticasters, maar we weten allemaal om wie het gaat.Dit populistische geluid zal ongetwijfeld veel bijval oogsten, maar tegelijkertijd onderstreept het waarom talloze migrantenkinderen moedeloos worden van hun eindeloze integratieproces. Ik zeg het regelmatig op televisie, schrijf het frequent in mijn stukken: ik bén een Nederlander. De nationaliteit kreeg ik meteen na mijn geboorte, toen mijn vader me in het gemeentehuis van Deventer ging aangeven. De rest van mijn leven heb ik me met geen enkel ander land meer verbonden gevoeld dan Nederland, een plek die ik bewierook, die me trots maakt en waarnaar ik heimwee voel als ik door vakantie de landsgrenzen moet oversteken. De protesterende mensen moeten dat zo langzamerhand maar begrijpen en accepteren.
Toch blijft er die neiging om burgers te categoriseren. Het is oneerlijk en maakt een mens somber, temeer omdat er in andere landen veel progressiever met deze kwestie wordt omgegaan. De voorbeelden zijn bekend: in Amerika zouden ze het niet in hun hoofd halen om migrantenkinderen met een Italiaanse achtergrond ook als zodanig te betitelen.
Lees hier meer columns van Özcan Akyol
Hun achternamen verraden weliswaar een jonge familiegeschiedenis in de VS, maar dat verandert niets aan het volwaardige burgerschap van deze mensen. In Nederland moet ik het elke week weer bewijzen. Als ik bijvoorbeeld een onwelgevallig stuk over de PVV schrijf, raakt mijn mailbox overspoeld met schuimbekkende nationalisten die me toevertrouwen dat ik beter naar Turkije kan oprotten, omdat ze hier kritiek op hun superieure cultuur niet dulden. Wat al deze mensen gemeen hebben, is dat ze hun eigen taal amper beheersen én niet begrijpen dat ik precies dezelfde rechten en plichten heb.
Evengoed word ik aan de lopende band door internet-hooligans met een Turkse achtergrond voor landverrader uitgemaakt. Zij refereren dan aan Turkije, het land waarmee ze zich veel meer verbonden voelen, iets wat termen als buitenlander en allochtoon bestaansrecht geeft. Immers: alleen als de moraal en identiteit van de bewoners van een land bijna egalitair zijn, blijft er ook weinig draagvlak over voor taal die onderscheid tussen bevolkingsgroepen maakt. De kwestie zal zich dus nog wel een aantal decennia voortslepen. En dat baart me zorgen.
Mijn blonde dochter heeft twee ouders die in Nederland zijn geboren, maar door haar achternaam, die ze van mij kreeg, zal ze in de maatschappij altijd worden herinnerd aan de migrantenachtergrond van haar grootouders. Op zich is daar niets mis mee, ware het niet dat deze afkomst voor problemen en achterstelling kan zorgen. Ze zal nog steeds moeten uitleggen waar ze vandaan komt, terwijl ze op en top Nederlandse is.
Bij de overheid zijn ze op zoek gegaan naar een alternatief voor het woord allochtoon. Dat lijkt me verspilde moeite: de vervanger zal op den duur ook besmet raken. Het is veel waardevoller om aan het volk, van links tot rechts, uit te leggen dat er geen verschil bestaat tussen mensen die hier geboren zijn en ook zullen blijven.