Overschatte mensen: Muhammad Ali

De onderschatte Belgische schrijver Herman Brusselmans maakt korte metten met overschatte personen uit de wereldgeschied...

De onderschatte Belgische schrijver Herman Brusselmans maakt korte metten met overschatte personen uit de wereldgeschiedenis.

Boksen is een sport voor debielen. Ken jij één bokser die in z’n vrije uren intellectueel, filosoof, zoetwaterbioloog, staatsman, luxecallgirl, astronaut, hartchirurg of Miss Nederland is? Trouwens, eigenlijk kan iedereen boksen. Je trekt een paar van die dwaze handschoenen aan, gaat tegenover mekaar staan en geeft je tegenstander een paar klappen tegen z’n kanis tot hij bloed schijt, en hopla, alweer is een boksmatch achter de rug.

De zogenaamde beroemdste bokser aller tijden is Cassius Clay, die geboren werd in een achterlijk gezin in Louisville, Kentucky. Z’n vader werkte op de textielfabriek als manueel katoenversnipperaar, en z’n moeder zat de hele tijd thuis op een houtje te bijten en haar buurvrouwen te ontvlooien. Cassius groeide op voor galg en rad, ontwikkelde zich tot een volleerde analfabeet en sloeg nagenoeg elk joch dat z’n pad kruiste in de vernieling. Zodoende werd hij bokser. Hij deed het niet slecht, liet een spoor van halve lijken en mannen in coma achter zich, en ja hoor, bij gebrek aan goeie tegenstanders werd hij al gauw wereldkampioen.

Lees ook: Overschatte mensen: André Hazes

Hij liet zich ook buiten de ring opmerken: ten eerste als arrogante kwast die in slechte gedichtjes (onder andere geschreven door Arthur Miller en J.D. Salinger) de eigen roem bezong; ten tweede door te weigeren zich als soldaat naar Vietnam te laten verschepen (terwijl vechten in Vietnam voor ontelbare Amerikaanse jongens een verrijking was), en ten derde – het ergste van al – door toe te treden tot de vermaledijde Nation of Islam, z’n naam te veranderen in een moslimnaam en zich te laten dopen tot soenniet. Hoe slecht van inborst kan je zijn? Als christelijke jongeman je bekeren tot de islam, iets malafider bestaat er niet.

Hij ging wel door met boksen en ontmoette in dat kader onder anderen Joe Frazier. Die had een IQ van een trapleuning, maar was wel enorm sterk, zo sterk dat hij z’n vrouw met één zwaai van in de keuken tot in de woonkamer kon gooien, waarna hij haar ook nog eens in elkaar ramde. Een typische bokser dus. De gevechten tussen de bollebozen Ali en Frazier worden door sommigen legendarisch genoemd, hoewel die twee wat rond elkaar cirkelden, ondertussen elkaar beledigingen toefluisterden als ‘Nigger!’ en ‘Nee, jij bent een nigger!’ en om de zes minuten een mep uitdeelden, met als gevolg dat hun wedstrijden saaier waren dan een Wim Kan-conference. Wie won kon op den duur niemand meer een reet schelen en dat de winnaar vijfhonderd miljoen als premie kreeg, was een schande en een misdaad tegen de sociologische toestand in de States.

Na z’n overschatte carrière bleek dat Ali zoveel knallen tegen z’n weinige hersens kreeg dat hij aan Parkinson ging lijden. Daar leed hij heel lang aan, tot het trillen en beven als een gek hem teveel werd en hij in het hiernamaals ging boksen tegen Adam, Eva, Jezus, Mozes en al die andere prijsvechters.