Als 2015 al niet stiekem het jaar van David Bowie was, dan is 2016 dat wel.
Afgelopen jaar zag de release van de uitgebreide box Five Years en de première van de Broadway-musical Lazarus. Die laatste is dan weer een soort van vervolg op de film The Man Who Fell to Earth, waarin Bowie in de jaren zeventig bewees ook nog te kunnen acteren op het witte doek. Verder is de immens succesvolle expo David Bowie IS neergedaald in Groningen én is nu de nieuwste David Bowie-plaat uit. Die heet Blackstar, al heeft de maestro liever dat je ? schrijft.
Tja. Het tekent in elk geval de ultieme conceptuele kunstenaar David Bowie, een man voor wie rock- en popmuziek al in de vroege jaren zeventig te benauwend was. Hij maakte nu-folk en glamrock, avantgarde en indie. Dit allemaal ver voor dit zo genoemd zou worden. Hij speelde de coole, blanke popster zo ongeveer tien jaar voor de New Romantics dit probeerden te perfectioneren. Al was Bowie tegen die tijd ook wel weer bereid om het nog een keer voor te doen: Lets Dance was een geslaagde poging om heel veel geld te verdienen met dezelfde middelen als zijn copycats. Maar dan op hoger niveau.
Lees ook: David Bowie dropt vlak voor zijn verjaardag nog even een nieuwe videoclip
David Bowie: altijd in competitie met alles. Dit alles komt behoorlijk samen op die nieuwste studioplaat, die uitkomt op zijn 69ste verjaardag. En het is toch behoorlijk opmerkelijk hoe jong, hoe hongerig en vooral hoe fris Bowie nog uit de hoek kan komen, ook al is dit het zesde decennium waarin hij platen uitbrengt. Maar er is ook een keerzijde. Wie het lijstje waar deze review mee begint even doorneemt, die ziet misschien al waar het schoentje wringt voor de gewone muziekliefhebber. Een sjieke boxset, een expositie en een artistieke musical: kunst, kunst en nog eens kunst. Zij die nog eens op een fijn, simpel popliedje van onze vriend hoopten, zijn eraan voor de moeite.
Makkelijk maakt hij het zijn fans sowieso niet meer. Optreden? Geen denken aan. Een videoclip? Welnee, een korte, onbegrijpelijke film van tien minuten volstaat beter. Maar toch, tóch kunnen we er niet echt boos op worden. Want ook Blackstar is weer een cd geworden die het gros van de concurrentie jong en oud op achterstand zet. De titeltrack opent en gaat in bijna tien minuten van softjazz via kraut- en progrock naar softsoul. Bowie herhaalt de volgende woorden in het refrein, of wat daar voor doorgaat: I am not a rock star, I am not a pop star, I am a blackstar. Geen rockster? Geen popster? Wat zullen we nou krijgen?
Tovenaar
Maar voor wie even zin heeft om The Thin White Duke te volgen, krijgt langzaam door dat dit een sublieme popsong is. En dat Bowie zijn hele leven/carrière op zoek geweest is naar iets wat hij nog níet was geweest. Zijn immense lef is zijn sterkste talent. En dus neem je de saxofoons en lastige song-structuren voor lief. Deze track is een kleine sensatie. Zo ook de song Lazarus, juist: afkomstig uit diezelfde musical. Het is het beste nummer op deze plaat, een Bowie grand cru. Een schitterende vertelling van vallen en opstaan, magistraal gezongen.
Afsluiter I Cant Give Everything Away is het derde hoogtepunt: over hoe ook een popster, sorry blackstar, zijn geheimen niet kan prijsgeven. Want dan is er geen illusie meer, en daar is het Bowie-huis op gebouwd. Zuurtjes zouden we nog kunnen stellen dat Bowie dit allemaal al eens gedaan heeft. Of dat een song als Sue gestoeld is op een Faith No More-riff, die hooguit in 93 interessant was. Maar dat gaan we niet doen. Want David Bowie mag dan een verraderlijk ventje zijn: ook als hij kunst bedrijft, pakt hij je totaal in. Het is een tovenaar. * * * * *
Tekst: Vincent Cardinaal