Alsof de gehaaide filmbons Phil Stern (Steve Carell) nog niet genoeg aan zijn hoofd heeft, staat plotseling ook nog eens zijn neefje Bobby (Jesse Eisenberg) op de stoep. De naïeve knaap krijgt een baantje van oom in het Los Angeles van de jaren 30 en door zijn ogen maken we kennis met een parade van niet echt kleurrijke dames, acteurs en gangsters.
Veel meer gebeurt er eigenlijk niet in Woody Allens Café Society, de zoveelste hommage van de inmiddels 81-jarige regisseur aan de gouden tijd van Hollywood. Het is als die oom op een verjaardagsfeest die voor de zoveelste keer dezelfde anekdote vertelt.
Lees ook: Filmrecensie: Suicide Squad
Het verhaal blijft geestig, maar je luistert eigenlijk alleen nog uit beleefdheid. Het is bijna alsof Allen uit pure gemakzucht weer uit hetzelfde vaatje tapt: een lekker jazzdeuntje hier, een jiddisch geintje daar en ook de oudere man die met een veel te jonge vrouw aanpapt, komt weer langs.
Mede door de prima acteurs, Carell in het bijzonder, is het allemaal nog best te genieten, maar de gebeurtenissen in Café Society zijn uiteindelijk zó luchtig dat ze praktisch voor je ogen verdampen.
???
Vincent Hoberg
https://www.youtube.com/watch?v=ykWVcwbfDe4